Nederlands

Uitgebreide vertaling voor stamp (Nederlands) in het Engels

stamp vorm van stampen:

stampen werkwoord (stamp, stampt, stampte, stampten, gestampt)

  1. stampen (fijnstampen)
    to stamp one's foot
    • stamp one's foot werkwoord (stamps one's foot, stamped one's foot, stamping one's foot)
  2. stampen (stampvoeten)
    to dance; to stamp one's foot
    • dance werkwoord (dances, danced, dancing)
    • stamp one's foot werkwoord (stamps one's foot, stamped one's foot, stamping one's foot)

Conjugations for stampen:

o.t.t.
  1. stamp
  2. stampt
  3. stampt
  4. stampen
  5. stampen
  6. stampen
o.v.t.
  1. stampte
  2. stampte
  3. stampte
  4. stampten
  5. stampten
  6. stampten
v.t.t.
  1. heb gestampt
  2. hebt gestampt
  3. heeft gestampt
  4. hebben gestampt
  5. hebben gestampt
  6. hebben gestampt
v.v.t.
  1. had gestampt
  2. had gestampt
  3. had gestampt
  4. hadden gestampt
  5. hadden gestampt
  6. hadden gestampt
o.t.t.t.
  1. zal stampen
  2. zult stampen
  3. zal stampen
  4. zullen stampen
  5. zullen stampen
  6. zullen stampen
o.v.t.t.
  1. zou stampen
  2. zou stampen
  3. zou stampen
  4. zouden stampen
  5. zouden stampen
  6. zouden stampen
en verder
  1. ben gestampt
  2. bent gestampt
  3. is gestampt
  4. zijn gestampt
  5. zijn gestampt
  6. zijn gestampt
diversen
  1. stamp!
  2. stampt!
  3. gestampt
  4. stampend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor stampen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dance dans; dansje
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dance stampen; stampvoeten dansen; trappelen
stamp one's foot fijnstampen; stampen; stampvoeten benoemen; bestempelen; betitelen

Wiktionary: stampen

stampen
verb
  1. strike with or raise the foot or leg
  2. kick
  3. to put hastily through an extensive course of memorizing or study
  4. step quickly and heavily
  5. trample heavily on something or someone
  6. severely beat someone physically or figuratively
past
  1. to beat with one's feet; to trample

Cross Translation:
FromToVia
stampen crush; pound; pulverize broyer — Réduire en parcelles, en poudre ou en pâte.
stampen stomp fouler — Presser, avec les pieds, quelque chose qui cède
stampen stamp piaffer — (manège) cheval qui, marcher, lève les jambes de devant fort haut et les abaisser frapper le sol sans presque avancer.
stampen crush; pound; pulverize pilerbroyer, écraser quelque chose avec un pilon.
stampen stamp trépigner — intrans|fr frapper des pieds contre terre, d’un mouvement vif et rapide.


Wiktionary: stamp

stamp
noun
  1. hit or strike with the leg or foot

Cross Translation:
FromToVia
stamp kick coup de pied — Coup donné avec le pied



Engels

Uitgebreide vertaling voor stamp (Engels) in het Nederlands

stamp:

stamp [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the stamp (imprint; hallmark; impress; seal)
    de stempel; de zegel; inktstempel
    • stempel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • zegel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • inktstempel [znw.] zelfstandig naamwoord
  2. the stamp
    de postzegel
  3. the stamp (revenue-stamp; seal; trading stamp)
    de zegel; de plakzegel
    • zegel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • plakzegel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. the stamp (hallmark)
    het waarmerk; kwaliteitsmerk
  5. the stamp (guarantee; warrant; security; seal; imprint)
    de waarborg; de keur
    • waarborg [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • keur [de ~] zelfstandig naamwoord

to stamp werkwoord (stamps, stamped, stamping)

  1. to stamp (prepay)
    frankeren; beporten
    • frankeren werkwoord (frankeer, frankeert, frankeerde, frankeerden, gefrankeerd)
    • beporten werkwoord (beport, beportte, beportten, beport)
  2. to stamp
    stempelen; stempel opdrukken; afstempelen
    • stempelen werkwoord (stempel, stempelt, stempelde, stempelden, gestempeld)
    • stempel opdrukken werkwoord (opdruk stempel, opdrukt stempel, opdrukte stempel, opdrukten stempel, stempel opgedrukt)
    • afstempelen werkwoord (stempel af, stempelt af, stempelde af, stempelden af, afgestempeld)
  3. to stamp (seal; die)
    stempelen; stempel zetten
  4. to stamp (seal)
    bezegelen; van zegel voorzien

Conjugations for stamp:

present
  1. stamp
  2. stamp
  3. stamps
  4. stamp
  5. stamp
  6. stamp
simple past
  1. stamped
  2. stamped
  3. stamped
  4. stamped
  5. stamped
  6. stamped
present perfect
  1. have stamped
  2. have stamped
  3. has stamped
  4. have stamped
  5. have stamped
  6. have stamped
past continuous
  1. was stamping
  2. were stamping
  3. was stamping
  4. were stamping
  5. were stamping
  6. were stamping
future
  1. shall stamp
  2. will stamp
  3. will stamp
  4. shall stamp
  5. will stamp
  6. will stamp
continuous present
  1. am stamping
  2. are stamping
  3. is stamping
  4. are stamping
  5. are stamping
  6. are stamping
subjunctive
  1. be stamped
  2. be stamped
  3. be stamped
  4. be stamped
  5. be stamped
  6. be stamped
diverse
  1. stamp!
  2. let's stamp!
  3. stamped
  4. stamping
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor stamp:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afstempelen stamping
inktstempel hallmark; impress; imprint; seal; stamp
keur guarantee; imprint; seal; security; stamp; warrant assortment; elite; selection
kwaliteitsmerk hallmark; stamp quality label
plakzegel revenue-stamp; seal; stamp; trading stamp
postzegel stamp
stempel hallmark; impress; imprint; seal; stamp
stempelen stamping
waarborg guarantee; imprint; seal; security; stamp; warrant bond; edifice; guarantee; lot; pledge; premises; security; surety; warranty
waarmerk hallmark; stamp
zegel hallmark; impress; imprint; revenue-stamp; seal; stamp; trading stamp savings stamp
- cast; impression; legal tender; mold; mould; pestle; postage; postage stamp; revenue stamp; seal; tender
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afstempelen stamp
beporten prepay; stamp
bezegelen seal; stamp bear out; confirm; ratify; seal; support; uphold; validate
frankeren prepay; stamp
stempel opdrukken stamp
stempel zetten die; seal; stamp
stempelen die; seal; stamp live on unemployment pay
van zegel voorzien seal; stamp
- boss; emboss; pigeonhole; stereotype; stomp; stump

Verwante woorden van "stamp":


Synoniemen voor "stamp":


Verwante definities voor "stamp":

  1. a device incised to make an impression; used to secure a closing or to authenticate documents1
  2. a block or die used to imprint a mark or design1
  3. machine consisting of a heavy bar that moves vertically for pounding or crushing ores1
  4. a small adhesive token stuck on a letter or package to indicate that that postal fees have been paid1
  5. a symbol that is the result of printing or engraving1
    • he put his stamp on the envelope1
  6. a small piece of adhesive paper that is put on an object to show that a government tax has been paid1
  7. a type or class1
    • more men of his stamp are needed1
  8. something that can be used as an official medium of payment1
  9. the distinctive form in which a thing is made1
  10. destroy or extinguish as if by stamping with the foot1
    • stamp out tyranny1
  11. treat or classify according to a mental stereotype1
  12. to mark, or produce an imprint in or on something1
    • a man whose name is permanently stamped on our maps1
  13. affix a stamp to1
    • Are the letters properly stamped?1
  14. raise in a relief1
  15. crush or grind with a heavy instrument1
    • stamp fruit extract the juice1
  16. form or cut out with a mold, form, or die1
    • stamp needles1
  17. walk heavily1
  18. reveal clearly as having a certain character1
    • His playing stamps him as a Romantic1

Wiktionary: stamp

stamp
verb
  1. step quickly and heavily
stamp
noun
  1. betalingsmiddel voor het verzenden van post
  2. een stukje papier meestal voorzien van een plaklaag dat dient om aan te geven dat betaling heeft plaatsgevonden

Cross Translation:
FromToVia
stamp postzegel Briefmarke — aufklebbares (seltener auch aufgedrucktes) Wertzeichen, das als Zahlungsmittel für Postgebühren dient
stamp stempel Stempel — Abdruck
stamp stempel; handstempel Stempel — Gerät zum Prägen eines Namens oder einer kurzen Information
stamp kenmerken; kenschetsen; kentekenen; markeren; tekenen; merken; stempeln zeichnen — (transitiv) etwas mit einem oder mehreren Zeichen versehen
stamp bevrijdeen; ontlasten; frankeren; verlossen affranchir — Rendre libre
stamp aanmunten; afdrukken; slaan; stempelen; zijn stempel drukken op estampillermarquer avec une estampille.
stamp stampen; stampvoeten; trappelen piaffer — (manège) cheval qui, marcher, lève les jambes de devant fort haut et les abaisser frapper le sol sans presque avancer.
stamp stempel poinçon — Outil pour frapper les coins
stamp pons poinçon — Outil pour marquer les ouvrages d’or ou d'argent
stamp bezegelen; verzegelen sceller — Marquer d’un sceau
stamp zegel timbre — (En particulier) Petit morceau de papier portant l’effigie du souverain, ou une autre marque, et qui sert à l’affranchissement des lettres envoyées par la poste.
stamp postzegel timbre-postevignette adhésif, de valeur conventionnelle, émettre par une administration postale et destiner à affranchir les envois confier à la poste.
stamp stampen; stampvoeten; trappelen trépigner — intrans|fr frapper des pieds contre terre, d’un mouvement vif et rapide.

Verwante vertalingen van stamp