Overzicht
Nederlands naar Engels: Meer gegevens...
- gebonden:
- binden:
-
Wiktionary:
- gebonden → legato
- gebonden → concentrated, dense, thick, condensed
- binden → tie, bind, tether
- binden → knot, bind, connect, join, tie, tie up, associate, fasten, link, squeeze, strech, wind up, rack, strain, stress, tense, tighten, oppress, pinch, squash, lock up, shut up, put away, stow, confine, enclose, condense, shake hands, keep, stay
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor gebonden (Nederlands) in het Engels
gebonden:
-
gebonden (niet vrij)
restrained; committed; tied; not free-
restrained bijvoeglijk naamwoord
-
committed bijvoeglijk naamwoord
-
tied bijvoeglijk naamwoord
-
not free bijvoeglijk naamwoord
-
-
gebonden
Vertaal Matrix voor gebonden:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bound | grens | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bound | afgrenzen; begrenzen; van grenzen voorzien | |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bound | gebonden | obligaat; obligatoir; onvrij; vereist; verplicht |
committed | gebonden; niet vrij | gedwongen; geforceerd; obligaat; obligatoir; onvrij; onvrijwillig; toegewijd; vereist; verplicht |
restrained | gebonden; niet vrij | geremd; ingehouden |
tied | gebonden; niet vrij | gedwongen; geforceerd; onvrij; onvrijwillig; verplicht |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
not free | gebonden; niet vrij |
Verwante woorden van "gebonden":
binden:
Conjugations for binden:
o.t.t.
- bind
- bindt
- bindt
- binden
- binden
- binden
o.v.t.
- bond
- bond
- bond
- bonden
- bonden
- bonden
v.t.t.
- heb gebonden
- hebt gebonden
- heeft gebonden
- hebben gebonden
- hebben gebonden
- hebben gebonden
v.v.t.
- had gebonden
- had gebonden
- had gebonden
- hadden gebonden
- hadden gebonden
- hadden gebonden
o.t.t.t.
- zal binden
- zult binden
- zal binden
- zullen binden
- zullen binden
- zullen binden
o.v.t.t.
- zou binden
- zou binden
- zou binden
- zouden binden
- zouden binden
- zouden binden
diversen
- bind!
- bindt!
- gebonden
- bindend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor binden:
Verwante definities voor "binden":
Wiktionary: binden
binden
Cross Translation:
verb
binden
-
vastmaken (evt. figuurlijk)
- binden → tie
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• binden | → knot; bind; connect; join; tie; tie up; associate; fasten; link | ↔ nouer — lier au moyen d’un nœud, d'un lien. |
• binden | → bind; connect; join; tie; tie up; associate; fasten; link | ↔ relier — lier de nouveau, refaire le nœud qui liait et qui est défaire. |
• binden | → squeeze; strech; wind up; rack; strain; stress; tense; tighten; oppress; pinch; squash; lock up; shut up; put away; stow; confine; enclose; condense; shake hands; keep; stay | ↔ serrer — Renfermer, ranger, mettre en lieu sûr, à l’abri. (Sens général). |