Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. bundel:
  2. bundelen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bundel (Nederlands) in het Engels

bundel:

bundel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de bundel (schoof; bosje)
    the bunch; the bundle; the sheaf; the wad
    • bunch [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bundle [the ~] zelfstandig naamwoord
    • sheaf [the ~] zelfstandig naamwoord
    • wad [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. de bundel (gedichtenbundel)
    the collection of poems; the volume of poetry
  3. de bundel (gedichtenverzameling)
    the collection of poems; the volume of poems

bundel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de bundel (bos)
    the bundle
    • bundle [the ~] zelfstandig naamwoord

bundel

  1. bundel
    the bundle
    – The grouping of jobs in shop floor control so that multiple jobs can be started at one time. 1
    • bundle [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. bundel
    the bundle
    – The combination of a number of products for sale as one unit. 1
    • bundle [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bundel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bunch bosje; bundel; schoof accumulatie; bende; bepaalde hoeveelheid; berg; drom; groep; hoop; horde; kluit; massa; menigte; partij; samenscholing; schare; troep
bundle bos; bosje; bundel; schoof
collection of poems bundel; gedichtenbundel; gedichtenverzameling
sheaf bosje; bundel; schoof
volume of poems bundel; gedichtenverzameling
volume of poetry bundel; gedichtenbundel
wad bosje; bundel; schoof wad
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bundle bundelen; samenbundelen

Verwante woorden van "bundel":


Wiktionary: bundel

bundel
noun
  1. colloquial: large amount, especially of money
  2. package wrapped or tied up for carrying
  3. group of objects held together by wrapping or tying
  4. ray
  5. bunch

Cross Translation:
FromToVia
bundel bundle Bündel — etwas Zusammengebundenes; aneinander gebundene Gegenstände
bundel bundle fagotpaquet, ensemble lié.
bundel bundle; cluster faisceau — Assemblage
bundel bundle; collection; sheaf gerbefaisceau de blé, où les épis sont disposer d’un même côté.

bundel vorm van bundelen:

bundelen werkwoord (bundel, bundelt, bundelde, bundelden, gebundeld)

  1. bundelen
    bundle; to gather; to join; to unite
    • bundle werkwoord
    • gather werkwoord (gathers, gathered, gathering)
    • join werkwoord (joins, joined, joining)
    • unite werkwoord (unites, united, uniting)
  2. bundelen
    bundle
    – To combine products for sale as a lot. Frequently, operating system software and some widely used applications are bundled with a computer system for sale. 1
  3. bundelen
    bundle
    – To group jobs in shop floor control so that multiple jobs can be started at one time. 1

Conjugations for bundelen:

o.t.t.
  1. bundel
  2. bundelt
  3. bundelt
  4. bundelen
  5. bundelen
  6. bundelen
o.v.t.
  1. bundelde
  2. bundelde
  3. bundelde
  4. bundelden
  5. bundelden
  6. bundelden
v.t.t.
  1. heb gebundeld
  2. hebt gebundeld
  3. heeft gebundeld
  4. hebben gebundeld
  5. hebben gebundeld
  6. hebben gebundeld
v.v.t.
  1. had gebundeld
  2. had gebundeld
  3. had gebundeld
  4. hadden gebundeld
  5. hadden gebundeld
  6. hadden gebundeld
o.t.t.t.
  1. zal bundelen
  2. zult bundelen
  3. zal bundelen
  4. zullen bundelen
  5. zullen bundelen
  6. zullen bundelen
o.v.t.t.
  1. zou bundelen
  2. zou bundelen
  3. zou bundelen
  4. zouden bundelen
  5. zouden bundelen
  6. zouden bundelen
en verder
  1. is gebundeld
  2. zijn gebundeld
diversen
  1. bundel!
  2. bundelt!
  3. gebundeld
  4. bundelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor bundelen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bundle bos; bosje; bundel; schoof
join aanvoegen; join
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bundle bundelen samenbundelen
gather bundelen bij elkaar vegen; bijeen krijgen; bijeen scharrelen; bijeenkomen; bijeenrapen; bijeenzoeken; binnen halen; harken; inwinnen; inzamelen; oogsten; oppakken; oppikken; oprapen; opsnappen; plukken; samenkomen; samenpakken; samenrapen; trachten te krijgen; verenigen; vergaren; verzamelen
join bundelen aaneenlassen; aaneenschakelen; aansluiten; bij elkaar brengen; bijdoen; bijeen komen; bijeenbrengen; bijsluiten; bijvoegen; binden; combineren; concentreren; deelnemen; een combinatie maken; erbij komen; erbij voegen; in de val laten lopen; knevelen; knopen; koppelen; lassen; meedoen; participeren; samenbrengen; samenkomen; samenvoegen; strikken; toevoegen; vastbinden; vastmaken; verbinden; voegen; zich voegen
unite bundelen aansluiten; bij elkaar brengen; bijeen voegen; bijeenbrengen; bijvoegen; combineren; concentreren; een combinatie maken; koppelen; samenbrengen; samenbundelen; samenkoppelen; samenstromen; samenvoegen; verbinden
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
join mede; mee

Verwante woorden van "bundelen":


Wiktionary: bundelen

bundelen
verb
  1. to tie or wrap together
  2. to gather into a bunch
  3. form into tufts

Verwante vertalingen van bundel