Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
articles
|
artikelen; koopwaar; voorwerpen; waar
|
dingen; goedje; lidwoorden; spullen; waar; zaakjes; zaken
|
business
|
handel; handelswaar; klandizie; koophandel; koopwaar; nering; waar
|
aangelegenheden; aangelegenheid; affaire; affaires; bedrijf; bedrijfsleven; commercie; coöperatie; feit; firma; gebeurtenis; geval; handel; handelsbedrijf; handelshuis; incident; kleine onderneming; kwestie; maatschap; maatschappij; nering; onderneming; vennootschap; voorval; winkelbedrijf; zaak; zaken
|
commerce
|
handel; handelswaar; klandizie; koophandel; koopwaar; nering; waar
|
commercie; handel
|
commodities
|
goederen; handelsgoederen; handelswaar; koopwaar; waar; waren
|
bezit; bezittingen; eigendom; goederen; have
|
commodity
|
handel; handelswaar; klandizie; koophandel; koopwaar; nering; waar
|
basisproduct; consumptieartikel; consumptiegoed; verbruiksartikel
|
goods
|
artikelen; goederen; handelswaar; koopwaar; voorwerpen; waar; waren
|
colli; dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken
|
merchandise
|
artikelen; goederen; handel; handelswaar; klandizie; koophandel; koopwaar; nering; voorwerpen; waar; waren
|
koopmansgoederen
|
produce
|
artikelen; koopwaar; voorwerpen; waar
|
|
stuff
|
artikelen; koopwaar; voorwerpen; waar
|
bezittingen; bik; dingen; eigendommen; goedje; gruis; haschisch; hasj; hasjiesj; hennep; kiev; macadam; materiaal; materie; metselspecie; mortel; puin; split; spul; spullen; steengruis; steenslag; stof; stuff; waar; wiet; zaakjes; zaken
|
trade
|
handel; handelswaar; klandizie; koophandel; koopwaar; nering; waar
|
commercie; handel; handelsverkeer; koophandel; metier; negotie
|
ware
|
artikelen; koopwaar; voorwerpen; waar
|
|
wares
|
artikelen; goederen; handelswaar; koopwaar; voorwerpen; waar; waren
|
|
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
produce
|
|
fabriceren; laten zien; losmaken; maken; opbrengen; opleveren; produceren; tevoorschijnhalen; tevoorschijntoveren; teweegbrengen; tot stand brengen; vervaardigen; verwekken; voor elkaar krijgen; voordedaghalen; voortbrengen
|
stuff
|
|
ineen duwen; opzetten; proppen; stouwen
|
trade
|
|
handel drijven; handelen; hernieuwen; herstellen; inwisselen; omruilen; omwisselen; renoveren; ruilen; uitwisselen; verbeteren; vernieuwen; verruilen; verwisselen; wisselen
|