Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. beheerst:
  2. beheersen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor beheerst (Nederlands) in het Engels

beheerst:

beheerst bijvoeglijk naamwoord

  1. beheerst
    in control; steady; stable

Vertaal Matrix voor beheerst:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stable paardenstal; stal
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stable op stal zetten
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stable beheerst bestendig; constant; degelijk; onveranderlijk; solide; stabiel; stationair; stevig
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
in control beheerst
steady beheerst bestendig; constant; even; gelijkmatig; gestaag; langzaamaan; onveranderlijk; rustig; stabiel; stevig

Verwante woorden van "beheerst":

  • beheerstheid

Wiktionary: beheerst

beheerst
adjective
  1. colloquial: not upset
  2. colloquial: of a person, knowing what to do and how to behave in any situation
  3. held back, limited, kept in check or under control

beheerst vorm van beheersen:

beheersen werkwoord (beheers, beheerst, beheersde, beheersden, beheerst)

  1. beheersen (bedwingen; beteugelen; matigen; bedaren; intomen)
    to control; to moderate; to subdue; to keep back
    • control werkwoord (controls, controlled, controlling)
    • moderate werkwoord (moderates, moderated, moderating)
    • subdue werkwoord (subdues, subdued, subdueing)
    • keep back werkwoord (keeps back, kept back, keeping back)
  2. beheersen (beteugelen; intomen)
    to restrain; to check; to curb
    • restrain werkwoord (restrains, restrained, restraining)
    • check werkwoord (checks, checked, checking)
    • curb werkwoord (curbs, curbed, curbing)
  3. beheersen (machtiger zijn; overheersen; onderwerpen; heersen over)
    to prevail; to dominate; to predominate
    • prevail werkwoord (prevails, prevailed, prevailing)
    • dominate werkwoord (dominates, dominated, dominating)
    • predominate werkwoord (predominates, predominated, predominating)
  4. beheersen (rustig blijven; inhouden; inslikken)
    to withhold; to swallow; to keep back; to stay calm
    • withhold werkwoord (withholds, withheld, withholding)
    • swallow werkwoord (swallows, swallowed, swallowing)
    • keep back werkwoord (keeps back, kept back, keeping back)
    • to stay calm werkwoord

Conjugations for beheersen:

o.t.t.
  1. beheers
  2. beheerst
  3. beheerst
  4. beheersen
  5. beheersen
  6. beheersen
o.v.t.
  1. beheersde
  2. beheersde
  3. beheersde
  4. beheersden
  5. beheersden
  6. beheersden
v.t.t.
  1. heb beheerst
  2. hebt beheerst
  3. heeft beheerst
  4. hebben beheerst
  5. hebben beheerst
  6. hebben beheerst
v.v.t.
  1. had beheerst
  2. had beheerst
  3. had beheerst
  4. hadden beheerst
  5. hadden beheerst
  6. hadden beheerst
o.t.t.t.
  1. zal beheersen
  2. zult beheersen
  3. zal beheersen
  4. zullen beheersen
  5. zullen beheersen
  6. zullen beheersen
o.v.t.t.
  1. zou beheersen
  2. zou beheersen
  3. zou beheersen
  4. zouden beheersen
  5. zouden beheersen
  6. zouden beheersen
diversen
  1. beheers!
  2. beheerst!
  3. beheerst
  4. beheersend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor beheersen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
check cheque; controleren; schaak
control afstelknop; beheer; beheersing; bescherming; bestrijding; besturing; besturingselement; bewaking; controle; hoede; mate van bekwaamheid; surveillance; toezicht; voogdij; zeggenschap; zelfbeheersing; zorg
swallow boerenzwaluw; zwaluw
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
check beheersen; beteugelen; intomen aankruisen; bekijken; beproeven; bezichtigen; checken; controleren; examineren; hertellen; iets opzoeken; inspecteren; keuren; merken; nagaan; nakijken; narekenen; natellen; natrekken; nazoeken; onderzoeken; overhoren; proberen; testen; toetsen; uitproberen; uittesten; verifiëren
control bedaren; bedwingen; beheersen; beteugelen; intomen; matigen bedwingen; bekijken; beproeven; beteugelen; bezichtigen; controleren; examineren; in bedwang houden; inbinden; inspecteren; keuren; manipuleren; onder gezag brengen; onderwerpen; onderzoeken; overhoren; schouwen; temmen; testen; toetsen; zich bedwingen
curb beheersen; beteugelen; intomen
dominate beheersen; heersen over; machtiger zijn; onderwerpen; overheersen de overhand hebben; domineren; overheersen
keep back bedaren; bedwingen; beheersen; beteugelen; inhouden; inslikken; intomen; matigen; rustig blijven bedwingen; beteugelen; in bedwang houden; onderdrukken; terughouden
moderate bedaren; bedwingen; beheersen; beteugelen; intomen; matigen bemakkelijken; besparen; dempen; geld besparen; matigen; met mate gebruiken; minder gebruiken; simplificeren; temperen; vereenvoudigen; vergemakkelijken; versoberen; zich matigen
predominate beheersen; heersen over; machtiger zijn; onderwerpen; overheersen
prevail beheersen; heersen over; machtiger zijn; onderwerpen; overheersen de overhand hebben; heerschappij voeren; heersen
restrain beheersen; beteugelen; intomen achterhouden; afhouden; bedwingen; beletten; beteugelen; dempen; ervanaf houden; geen afstand doen van; houden; in bedwang houden; inhouden; matigen; temperen; weerhouden; zich matigen
subdue bedaren; bedwingen; beheersen; beteugelen; intomen; matigen bedwingen; beteugelen; in bedwang houden; onderdrukken; temmen; terughouden
swallow beheersen; inhouden; inslikken; rustig blijven doorslikken; inlopen; innemen; inslikken; instinken; intuinen; medicijn innemen; slikken; verbijten; verkroppen; wegslikken
to stay calm beheersen; inhouden; inslikken; rustig blijven
withhold beheersen; inhouden; inslikken; rustig blijven bedwingen; beteugelen; in bedwang houden; onderdrukken; terughouden
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
moderate billijk; gematigd; geschikt; getemperd; middelmatige; moderaat; redelijk; schappelijk
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
check ruiten

Antoniemen van "beheersen":


Verwante definities voor "beheersen":

  1. iets kunnen1
    • hij beheerst het Nederlands perfect1
  2. kalm blijven1
    • hij wilde gaan schelden, maar hij beheerste zich1

Wiktionary: beheersen

beheersen
verb
  1. meester zijn, het gezag uitoefenen
  2. verstaan
beheersen
verb
  1. to learn to a high degree
  2. to control the actions of
  3. to exercise influence over, to suggest or dictate the behavior of