Nederlands

Uitgebreide vertaling voor top (Nederlands) in het Engels

top:

top [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de top (bergtop; piek)
    the peak; the mountain top; the summit; the pinnacle; the top
    • peak [the ~] zelfstandig naamwoord
    • mountain top [the ~] zelfstandig naamwoord
    • summit [the ~] zelfstandig naamwoord
    • pinnacle [the ~] zelfstandig naamwoord
    • top [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. de top (summum; piek; hoogtepunt; toppunt)
    the culminating point; the summit; the apex; the climax; the top
    • culminating point [the ~] zelfstandig naamwoord
    • summit [the ~] zelfstandig naamwoord
    • apex [the ~] zelfstandig naamwoord
    • climax [the ~] zelfstandig naamwoord
    • top [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. de top (hoogst haalbare)
    the peak; the tip; the top; the vertex; the apex; the summit; the crest; the pinnacle; the mountain top
    • peak [the ~] zelfstandig naamwoord
    • tip [the ~] zelfstandig naamwoord
    • top [the ~] zelfstandig naamwoord
    • vertex [the ~] zelfstandig naamwoord
    • apex [the ~] zelfstandig naamwoord
    • summit [the ~] zelfstandig naamwoord
    • crest [the ~] zelfstandig naamwoord
    • pinnacle [the ~] zelfstandig naamwoord
    • mountain top [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. de top (hoogste punt; kruin)
    the crown; the crest; the peak; the top
    • crown [the ~] zelfstandig naamwoord
    • crest [the ~] zelfstandig naamwoord
    • peak [the ~] zelfstandig naamwoord
    • top [the ~] zelfstandig naamwoord
  5. de top (hoogtepunt; zenit; toppunt; piek)
    the peak; the zenith; the pinnacle; the summit; the climax
    • peak [the ~] zelfstandig naamwoord
    • zenith [the ~] zelfstandig naamwoord
    • pinnacle [the ~] zelfstandig naamwoord
    • summit [the ~] zelfstandig naamwoord
    • climax [the ~] zelfstandig naamwoord
  6. de top (hoogst bereikbare punt)
    the summmit
    • summmit [the ~] zelfstandig naamwoord
  7. de top (dakvorst; nok)
    the ridge; the crest; the roof-ridge
    • ridge [the ~] zelfstandig naamwoord
    • crest [the ~] zelfstandig naamwoord
    • roof-ridge [the ~] zelfstandig naamwoord
  8. de top (hoogste punt; piek)
    the peak; the spike; the top
    • peak [the ~] zelfstandig naamwoord
    • spike [the ~] zelfstandig naamwoord
    • top [the ~] zelfstandig naamwoord

top bijvoeglijk naamwoord

  1. top (eersterangs; uitstekend; eersteklas; tot de beste klasse behorend)
    top-class; first-class; first-rate; exemplary; tops; perfect

Vertaal Matrix voor top:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
apex hoogst haalbare; hoogtepunt; piek; summum; top; toppunt centrumspits; spits
climax hoogtepunt; piek; summum; top; toppunt; zenit climax; hoogtepunt; orgasme
crest dakvorst; hoogst haalbare; hoogste punt; kruin; nok; top bergspits; centrumspits; hanenkam; helmbos; heuvelkam; heuvelrug; heuveltop; kuif; schuimkop; spits; vederbos
crown hoogste punt; kruin; top hoofdsieraad; hoofdtooi; koningskroon; kroon; tiara; tiara 6
culminating point hoogtepunt; piek; summum; top; toppunt
mountain top bergtop; hoogst haalbare; piek; top bergspits
peak bergtop; hoogst haalbare; hoogste punt; hoogtepunt; kruin; piek; top; toppunt; zenit bergspits; climax; hoogtepunt; punt; rotspunt
pinnacle bergtop; hoogst haalbare; hoogtepunt; piek; top; toppunt; zenit climax; hoogtepunt
ridge dakvorst; nok; top bergkam; bergrug; heuvelkam; heuvelrug; kam; plooirug; rand; ribbel; richel; rug
roof-ridge dakvorst; nok; top
spike hoogste punt; piek; top
summit bergtop; hoogst haalbare; hoogtepunt; piek; summum; top; toppunt; zenit centrumspits; climax; hoogtepunt; spits
summmit hoogst bereikbare punt; top
tip hoogst haalbare; top aanwijzing; centrumspits; fooi; punt; spits; spoor; tip; topje; uiteinde; vingerwenk; vingerwijzing; wenk
top bergtop; hoogst haalbare; hoogste punt; hoogtepunt; kruin; piek; summum; top; toppunt afdekkap; climax; dak; dop; hoogtepunt; huif; kap; koepel; overdekking; overkapping; sluitdop
tops bestsellers; kruinen; topjes; toppen; toppers
vertex hoogst haalbare; top centrumspits; hoekpunt; spits
zenith hoogtepunt; piek; top; toppunt; zenit climax; hoogtepunt; zenit
- piek
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
crown bekronen; kronen
perfect afmaken; bijschaven; completeren; perfectioneren; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien
spike aan de spies rijgen; hameren; klinken; kloppen met een hamer; spietsen; spijkeren; timmeren; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren
top afknotten; hoger bieden; knotten
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
exemplary eersteklas; eersterangs; top; tot de beste klasse behorend; uitstekend modelmatig; voorbeeldig
first-class eersteklas; eersterangs; top; tot de beste klasse behorend; uitstekend eerste klasse; gelikt; picobello; piekfijn; tiptop
perfect eersteklas; eersterangs; top; tot de beste klasse behorend; uitstekend briljant; correct; degelijk; diepgaand; diepgravend; excellent; foutloos; gaaf; grondig; helemaal; hoogwaardig; ideaal; keurig; niet oppervlakkig; onaangetast; onberispelijk; onbesproken; patent; perfect; perfekt; prima; puik; puntgaaf; subliem; superbe; totaal; uitgelezen; uitgezocht; uitmuntend; uitnemend; uitstekend; van goede kwaliteit; volkomen; volleerd; volmaakt; voortreffelijk
top bovenste
tops eersteklas; eersterangs; top; tot de beste klasse behorend; uitstekend
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
first-rate eersteklas; eersterangs; top; tot de beste klasse behorend; uitstekend briljant; excellent; fantastisch; fenomenaal; gelikt; geweldig; groots; hoogwaardig; ideaal; patent; perfect; picobello; piekfijn; prima; puik; subliem; superbe; tiptop; uitgelezen; uitgezocht; uitmuntend; uitnemend; uitstekend; van goede kwaliteit; volmaakt; voortreffelijk
peak hoogste; opperste; voornaamst
top-class eersteklas; eersterangs; top; tot de beste klasse behorend; uitstekend

Verwante woorden van "top":


Synoniemen voor "top":


Antoniemen van "top":


Verwante definities voor "top":

  1. het hoogste punt1
    • we hadden de top van de berg bereikt1
  2. groep mensen die de baas of het beste zijn1
    • hij hoort tot de top van dit bedrijf1

Wiktionary: top

top
noun
  1. hoogste punt, (bovenste) uiteinde
top
noun
  1. highest part of an arch
  2. in geometry: topmost vertex of a cone or pyramid
  3. moment of greatest success, expansion, etc
  4. highest point
  5. top, or uppermost point, of anything; the summit
  6. peak, top of mountain

Cross Translation:
FromToVia
top peak; summit; top Gipfel — die höchste Stelle eines Berges oder eines Gebirgszuges
top peak Spitze — der hoch Punkt eines Berges
top treetop WipfelBotanik: Baumspitze, oberste Teil des Baumes
top peak; point; summit; tip; apex; highlight; zenith; acme; end; ending; conclusion; finish; termination boutpartie extrême d’une chose.
top peak; point; summit; tip; apex; highlight; zenith; acme; climax; culmination cime — La partie la plus haute d’une montagne, d’un rocher, d’un arbre, etc.
top summit; surface; top faîte — Le comble, la partie la plus élever d’un bâtiment, d’un édifice.
top top; height; summit; surface hautélévation, hauteur.
top peak; point; summit; tip; apex; highlight; zenith; acme pointeextrémité piquante et aiguë de quelque chose que ce être.

toppen:

toppen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de toppen (topjes)
    the tops
    • tops [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor toppen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tops topjes; toppen bestsellers; kruinen; toppers
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tops eersteklas; eersterangs; top; tot de beste klasse behorend; uitstekend

Verwante woorden van "toppen":


Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van top



Engels

Uitgebreide vertaling voor top (Engels) in het Nederlands

top:

top [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the top (lid; cap)
    de dop; de sluitdop
    • dop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • sluitdop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. the top (cover up roof; roof; covering; cover; roofing over)
    het dak; de overdekking; afdekkap; de koepel; de kap; de overkapping
    • dak [het ~] zelfstandig naamwoord
    • overdekking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • afdekkap [znw.] zelfstandig naamwoord
    • koepel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • overkapping [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  3. the top (summit; culminating point; apex; climax)
    de top; de piek; het summum; het hoogtepunt; het toppunt
    • top [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • piek [de ~] zelfstandig naamwoord
    • summum [het ~] zelfstandig naamwoord
    • hoogtepunt [het ~] zelfstandig naamwoord
    • toppunt [het ~] zelfstandig naamwoord
  4. the top (summit; peak; mountain top; pinnacle)
    de top; de bergtop; de piek
    • top [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • bergtop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • piek [de ~] zelfstandig naamwoord
  5. the top (apex; peak; tip; )
    de top; hoogst haalbare
  6. the top (crest; crown; peak)
    hoogste punt; de kruin; de top
    • hoogste punt [znw.] zelfstandig naamwoord
    • kruin [de ~] zelfstandig naamwoord
    • top [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  7. the top (climax; highest point; peak; )
    het hoogtepunt; de climax
    • hoogtepunt [het ~] zelfstandig naamwoord
    • climax [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  8. the top (cover up roof; gauntlet; canopy; cowl; cowling)
    de huif
    • huif [de ~] zelfstandig naamwoord
  9. the top (peak; spike)
    de piek; hoogste punt; de top
    • piek [de ~] zelfstandig naamwoord
    • hoogste punt [znw.] zelfstandig naamwoord
    • top [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

to top werkwoord (tops, topped, topping)

  1. to top (head; truncate; clip)
    knotten
    • knotten werkwoord (knot, knotte, knotten, geknot)
  2. to top
    afknotten
    • afknotten werkwoord (knot af, knotte af, knotten af, afgeknot)
  3. to top (offer more)
    hoger bieden
    • hoger bieden werkwoord (bied hoger, biedt hoger, bood hoger, boden hoger, hoger geboden)

Conjugations for top:

present
  1. top
  2. top
  3. tops
  4. top
  5. top
  6. top
simple past
  1. topped
  2. topped
  3. topped
  4. topped
  5. topped
  6. topped
present perfect
  1. have topped
  2. have topped
  3. has topped
  4. have topped
  5. have topped
  6. have topped
past continuous
  1. was topping
  2. were topping
  3. was topping
  4. were topping
  5. were topping
  6. were topping
future
  1. shall top
  2. will top
  3. will top
  4. shall top
  5. will top
  6. will top
continuous present
  1. am topping
  2. are topping
  3. is topping
  4. are topping
  5. are topping
  6. are topping
subjunctive
  1. be topped
  2. be topped
  3. be topped
  4. be topped
  5. be topped
  6. be topped
diverse
  1. top!
  2. let's top!
  3. topped
  4. topping
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

top bijvoeglijk naamwoord

  1. top (topmost; upper; uppermost)
    bovenste

Vertaal Matrix voor top:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afdekkap cover; cover up roof; covering; roof; roofing over; top
bergtop mountain top; peak; pinnacle; summit; top
climax climax; culmination; highest point; peak; pinnacle; result; summit; termination; top; zenith
dak cover; cover up roof; covering; roof; roofing over; top
dop cap; lid; top bell jar; glass bell; hull; husk; shell
hoogst haalbare apex; crest; mountain top; peak; pinnacle; summit; tip; top; vertex
hoogste punt crest; crown; peak; spike; top
hoogtepunt apex; climax; culminating point; culmination; highest point; peak; pinnacle; result; summit; termination; top; zenith climax; peak; pinnacle; summit; zenith
huif canopy; cover up roof; cowl; cowling; gauntlet; top
kap cover; cover up roof; covering; roof; roofing over; top cap; casque; hood; wimple
koepel cover; cover up roof; covering; roof; roofing over; top archway; armour-plated cupola; ceiling; cupola; dome; vault
kruin crest; crown; peak; top
overdekking cover; cover up roof; covering; roof; roofing over; top cover; covering
overkapping cover; cover up roof; covering; roof; roofing over; top
piek apex; climax; culminating point; mountain top; peak; pinnacle; spike; summit; top Christmas decoration; Dutch florin; climax; guilder; peak; pinnacle; summit; zenith
sluitdop cap; lid; top
summum apex; climax; culminating point; summit; top
top apex; climax; crest; crown; culminating point; mountain top; peak; pinnacle; spike; summit; tip; top; vertex climax; crest; peak; pinnacle; ridge; roof-ridge; summit; summmit; zenith
toppunt apex; climax; culminating point; summit; top climax; peak; pinnacle; summit; zenith
- big top; circus tent; cover; crest; crown; peak; round top; spinning top; summit; teetotum; tip; top of the inning; top side; upper side; upside; whirligig
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afknotten top truncate
hoger bieden offer more; top
knotten clip; head; top; truncate
- clear; crown; exceed; go past; lead; overstep; pass; pinch; top off; top out; transcend
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- top side; upper side
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bovenste top; topmost; upper; uppermost topmost; uppermost
top exemplary; first-class; first-rate; perfect; top-class; tops

Verwante woorden van "top":


Synoniemen voor "top":


Antoniemen van "top":


Verwante definities voor "top":

  1. situated at the top or highest position2
    • the top shelf2
  2. a canvas tent to house the audience at a circus performance2
  3. a garment (especially for women) that extends from the shoulders to the waist or hips2
    • he stared as she buttoned her top2
  4. covering for a hole (especially a hole in the top of a container)2
    • he removed the top of the carton2
    • he couldn't get the top off of the bottle2
  5. a conical child's plaything tapering to a steel point on which it can be made to spin2
    • he got a bright red top and string for his birthday2
  6. platform surrounding the head of a lower mast2
  7. the greatest possible intensity2
    • he screamed at the top of his lungs2
  8. the top or extreme point of something (usually a mountain or hill)2
  9. the highest or uppermost side of anything2
    • put your books on top of the desk2
  10. the upper part of anything2
    • the mower cuts off the tops of the grass2
    • the title should be written at the top of the first page2
  11. the first half of an inning; while the visiting team is at bat2
    • a relief pitcher took over in the top of the fifth2
  12. finish up or conclude2
    • They topped off their dinner with a cognac2
    • top the evening with champagne2
  13. be the culminating event2
  14. cut the top off2
    • top trees and bushes2
  15. strike (the top part of a ball in golf, baseball, or pool) giving it a forward spin2
  16. reach or ascend the top of2
    • The hikers topped the mountain just before noon2
  17. pass by, over, or under without making contact2
    • the balloon cleared the tree tops2
  18. provide with a top or finish the top (of a structure)2
    • the towers were topped with conical roofs2
  19. be superior or better than some standard2
    • She topped her performance of last year2
  20. be ahead of others; be the first2
    • she topped her class every year2
  21. be at the top of or constitute the top or highest point2
    • A star tops the Christmas Tree2

Wiktionary: top

top
noun
  1. uppermost part
  2. uppermost part of a visual field
  3. lid, cap, cover
  4. garment worn to cover the torso
  5. child’s spinning toy
verb
  1. excel
  2. slang: to murder
adjective
  1. informal: best
top
adjective
  1. datgene dat bovenop ligt of staat
noun
  1. om zijn as draaiend voorwerp
  2. kinderspeeltuig

Cross Translation:
FromToVia
top top Gipfel — die höchste Stelle eines Berges oder eines Gebirgszuges
top deksel; dekplaat couverclepièce fixer ou non à un récipient et qui s’adapter à son ouverture pour le fermer plus ou moins hermétiquement.
top topje; kroon; kruin; top faîte — Le comble, la partie la plus élever d’un bâtiment, d’un édifice.
top topje; kroon; kruin; top hautélévation, hauteur.
top afknotten; verminken mutilerretrancher un membre ou quelque autre partie extérieure du corps.
top boven-; bovenste; opperste; prevalent; superieur supérieur — Qui est situé au-dessus.
top tol toupie — Jouet qu’on fait tourner sur la pointe en lui imprimant un mouvement de rotation

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van top