Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor smachten (Nederlands) in het Engels

smachten:

smachten [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het smachten (verlangen; wensen; zucht; begeren; lust)
    the desire; the wish; the yearning; the craving; the wanting; the longing
    • desire [the ~] zelfstandig naamwoord
    • wish [the ~] zelfstandig naamwoord
    • yearning [the ~] zelfstandig naamwoord
    • craving [the ~] zelfstandig naamwoord
    • wanting [the ~] zelfstandig naamwoord
    • longing [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. het smachten (hunkeren; verlangen)
    the hankering; the longing

smachten werkwoord (smacht, smachtte, smachtten, gesmacht)

  1. smachten (kwijnend verlangen; snakken; kwijnen)
    ache to
    to yearn
    – desire strongly or persistently 1
    • yearn werkwoord (yearns, yearned, yearning)
    to long for; to languish; to pine
    – have a desire for something or someone who is not present 1
    • long for werkwoord (longs for, longed for, longing for)
    • languish werkwoord (languishes, languished, languishing)
    • pine werkwoord (pines, pined, pining)
      • I am pining for my lover1

Conjugations for smachten:

o.t.t.
  1. smacht
  2. smacht
  3. smacht
  4. smachten
  5. smachten
  6. smachten
o.v.t.
  1. smachtte
  2. smachtte
  3. smachtte
  4. smachtten
  5. smachtten
  6. smachtten
v.t.t.
  1. heb gesmacht
  2. hebt gesmacht
  3. heeft gesmacht
  4. hebben gesmacht
  5. hebben gesmacht
  6. hebben gesmacht
v.v.t.
  1. had gesmacht
  2. had gesmacht
  3. had gesmacht
  4. hadden gesmacht
  5. hadden gesmacht
  6. hadden gesmacht
o.t.t.t.
  1. zal smachten
  2. zult smachten
  3. zal smachten
  4. zullen smachten
  5. zullen smachten
  6. zullen smachten
o.v.t.t.
  1. zou smachten
  2. zou smachten
  3. zou smachten
  4. zouden smachten
  5. zouden smachten
  6. zouden smachten
en verder
  1. ben gesmacht
  2. bent gesmacht
  3. is gesmacht
  4. zijn gesmacht
  5. zijn gesmacht
  6. zijn gesmacht
diversen
  1. smacht!
  2. smacht!
  3. gesmacht
  4. smachtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor smachten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
craving begeren; lust; smachten; verlangen; wensen; zucht aandrang; aandrift; ademstoot; begeerte; drang; drift; heftig verlangen; hunkering; impuls; lust; neiging; verlangen; wens; zucht
desire begeren; lust; smachten; verlangen; wensen; zucht begeerte; drift; genoegen; genot; heftig verlangen; hevig verlangen; hunkering; lust; verlangen; wellust; wens
hankering hunkeren; smachten; verlangen
longing begeren; hunkeren; lust; smachten; verlangen; wensen; zucht begeerte; hunkering; verlangen; wens
pine dennenboom; greneboom; grenen; grenenhout; grove den; grove spar; mastspar; pijnboomhout; sparrenboom
wanting begeren; lust; smachten; verlangen; wensen; zucht
wish begeren; lust; smachten; verlangen; wensen; zucht begeerte; hevig verlangen; laatste wens; opzet; plan; verlangen; voornemen; wens; wil
yearning begeren; lust; smachten; verlangen; wensen; zucht begeerte; hunkering; verlangen; wens
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ache to kwijnen; kwijnend verlangen; smachten; snakken
desire begeren; hunkeren; sterk verlangen; verlangen
languish kwijnen; kwijnend verlangen; smachten; snakken hopen; kwijnen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verkwijnen; verlangen; wegkwijnen; wegslinken
long for kwijnen; kwijnend verlangen; smachten; snakken hopen; kwijnen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verkwijnen; verlangen; wegkwijnen
pine kwijnen; kwijnend verlangen; smachten; snakken hopen; kwijnen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verkwijnen; verlangen; wegkwijnen
wish begeren; toewensen; verlangen; wensen; willen
yearn kwijnen; kwijnend verlangen; smachten; snakken graaien; grijpen; grissen; hopen; jatten; pikken; snaaien; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen; wegkapen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hankering hunkerend; reikhalzend; smachtend; verlangend
longing hunkerend; reikhalzend; smachtend; verlangend
yearning hunkerend; reikhalzend; smachtend; verlangend

Wiktionary: smachten

smachten
verb
  1. ~ naar een bijzonder sterk verlangen hebben naar iets dat men ontbeert
smachten
verb
  1. strongly desire
  2. crave sexual contact
  3. to pine away with longing
  4. to have or indulge inordinate desire
  5. to wish for with eagerness
  6. to have a strong desire; to long
  7. have strong desire for

Cross Translation:
FromToVia
smachten breathe; inhale; aspirate; aspire; long for; yearn; ache; long; ache for; aspire to; hope for aspirer — Traductions à trier suivant le sens
smachten sigh; long for; yearn; ache; long; ache for soupirerpousser des soupirs.