Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor wapperen (Nederlands) in het Engels
wapperen:
-
wapperen (fladderen)
Conjugations for wapperen:
o.t.t.
- wapper
- wappert
- wappert
- wapperen
- wapperen
- wapperen
o.v.t.
- wapperde
- wapperde
- wapperde
- wapperden
- wapperden
- wapperden
v.t.t.
- heb gewapperd
- hebt gewapperd
- heeft gewapperd
- hebben gewapperd
- hebben gewapperd
- hebben gewapperd
v.v.t.
- had gewapperd
- had gewapperd
- had gewapperd
- hadden gewapperd
- hadden gewapperd
- hadden gewapperd
o.t.t.t.
- zal wapperen
- zult wapperen
- zal wapperen
- zullen wapperen
- zullen wapperen
- zullen wapperen
o.v.t.t.
- zou wapperen
- zou wapperen
- zou wapperen
- zouden wapperen
- zouden wapperen
- zouden wapperen
diversen
- wapper!
- wappert!
- gewapperd
- wapperend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor wapperen:
Wiktionary: wapperen
wapperen
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• wapperen | → flirt | ↔ flirter — S’adonner au flirt. |
• wapperen | → undulate | ↔ ondoyer — remuer, se mouvoir à la manière des ondes. |
• wapperen | → scintillate; flare; flare up; flicker | ↔ scintiller — briller, jeter des éclats par intermittence. |
• wapperen | → vacillate; wobble | ↔ vaciller — chanceler ; trembler ; n’être pas bien ferme. |
• wapperen | → flit; flutter; wave; flirt | ↔ voltiger — voler à petites et fréquentes reprises, sans aucune direction déterminée. |