Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. maatstaf:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor maatstaf (Nederlands) in het Engels

maatstaf:

maatstaf [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de maatstaf (norm; standaard)
    the norm; the standard; the measure
    • norm [the ~] zelfstandig naamwoord
    • standard [the ~] zelfstandig naamwoord
    • measure [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. de maatstaf (toetssteen)
    the criterion; the touchstone; the standard; the reagent; the test
    • criterion [the ~] zelfstandig naamwoord
    • touchstone [the ~] zelfstandig naamwoord
    • standard [the ~] zelfstandig naamwoord
    • reagent [the ~] zelfstandig naamwoord
    • test [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. de maatstaf (duimstok; maatstok)
    the folding ruler; the gauge

Vertaal Matrix voor maatstaf:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
criterion maatstaf; toetssteen beding; bepaling; beperking; chemische verbinding; conditie; criterium; eis; kriterium; reagens; voorwaarde
folding ruler duimstok; maatstaf; maatstok
gauge duimstok; maatstaf; maatstok graadmeter; ijk; ijkmerk; indicator
measure maatstaf; norm; standaard afmeting; beslissing; dimensie; formaat; gematigdheid; grootte; ingetogenheid; maat; maatbeker; maateenheid; maatregel; mate; matigheid; omvang; raadsbesluit; schikking; stemmigheid; voorziening
norm maatstaf; norm; standaard
reagent maatstaf; toetssteen chemische verbinding; reagens
standard maatstaf; norm; standaard; toetssteen banier; commandovlag; norm; standaard; vaan; vaandel; vendel; vlag
test maatstaf; toetssteen beproeving; bezoeking; chemische verbinding; computertoets; ergernis; grief; kwelling; nood; probeersel; proef; proefwerk; reagens; repetitie; temptatie; test; toets
touchstone maatstaf; toetssteen chemische verbinding; reagens
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gauge diepte bepalen; diepte loden; kalibreren; meten; opmeten; peilen
measure diepte bepalen; meten; opmeten; peilen
test aanvragen; aanzoeken; beproeven; examen afnemen; examineren; keuren; onderzoeken; op de proef stellen; overhoren; proberen; proeven; testen; toetsen; uitnodigen; uitproberen; uittesten; verzoeken; vragen

Wiktionary: maatstaf

maatstaf
noun
  1. indicator
  2. a standard for evaluating or measuring
  3. (science) Measurement of one physical quantity that is used as an indicator of the value of another
  4. something used as a measure