Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor kurk (Nederlands) in het Engels
kurk:
Vertaal Matrix voor kurk:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
cork | kurk | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
cork | kurken | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
cork | kurken |
Verwante woorden van "kurk":
Wiktionary: kurk
kurk
Cross Translation:
noun
kurk
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• kurk | → cork; stopper; plug | ↔ Kork — ostmitteldeutsch, süddeutsch, österreichisch: Flaschenstöpsel aus Kork |
• kurk | → cork | ↔ Kork — 2,5 bis 20 cm dicke Rinde der Korkeiche (quercus suber), aus lückenlos aneinander schließenden Zellen, die für Flüssigkeiten und Gase schwer durchlässig sind |
• kurk | → cork | ↔ liège — écorce épaisse et léger du chêne-liège qu’on utilise dans la fabrication de bouchons ou comme matériau isolant. |
kurken:
-
kurken
Conjugations for kurken:
o.t.t.
- kurk
- kurkt
- kurkt
- kurken
- kurken
- kurken
o.v.t.
- kurkte
- kurkte
- kurkte
- kurkten
- kurkten
- kurkten
v.t.t.
- heb gekurkt
- hebt gekurkt
- heeft gekurkt
- hebben gekurkt
- hebben gekurkt
- hebben gekurkt
v.v.t.
- had gekurkt
- had gekurkt
- had gekurkt
- hadden gekurkt
- hadden gekurkt
- hadden gekurkt
o.t.t.t.
- zal kurken
- zult kurken
- zal kurken
- zullen kurken
- zullen kurken
- zullen kurken
o.v.t.t.
- zou kurken
- zou kurken
- zou kurken
- zouden kurken
- zouden kurken
- zouden kurken
diversen
- kurk!
- kurkt!
- gekurkt
- kurkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor kurken:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
cork | kurk | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
cork | kurken | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
cork | kurken |