Overzicht
Nederlands naar Engels: Meer gegevens...
-
abject:
-
Wiktionary:
abject → abject, despicable
-
Wiktionary:
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- abject:
-
Wiktionary:
- abject → abject, schunnig
- abject → gemeen, infaam, laag, laaghartig, schunnig, vuig, immoreel, onzedelijk, zedeloos, zedenkwetsend, nietswaardig, verachtelijk, onguur, ploertig, rottig, afschuwelijk, ijselijk, afgrijselijk, verfoeilijk, abominabel, bovenmatig, extreem, uiterst, ultra-, laf, belabberd, ellendig, miserabel, schamel, stumperig, straatarm, beklagenswaardig, erbarmelijk, zielig
Engels
Uitgebreide vertaling voor abject (Engels) in het Nederlands
abject:
Vertaal Matrix voor abject:
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
flauw | abject; bland; cowardly; craven; cringing; dim; faint; saltless | bland; blurred; corny; dim; faded; faint; hazy; lurid; misty; pale; sallow; tasteless; unclear; undefinable; unsavory; unsavoury; vague; washed out |
laf | abject; bland; cowardly; craven; cringing; dim; faint; saltless | |
zoutloos | abject; bland; cowardly; craven; cringing; dim; faint; saltless | |
- | low; low-down; miserable; scummy; scurvy; unhopeful | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
zonder zout | abject; bland; cowardly; craven; cringing; dim; faint; saltless |
Verwante woorden van "abject":
Synoniemen voor "abject":
Verwante definities voor "abject":
Wiktionary: abject
abject
Cross Translation:
adjective
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• abject | → gemeen; infaam; laag; laaghartig; schunnig; vuig; immoreel; onzedelijk; zedeloos; zedenkwetsend; nietswaardig; verachtelijk; onguur; ploertig; rottig; afschuwelijk; ijselijk; afgrijselijk; verfoeilijk; abominabel | ↔ abject — Qui est dans un état d’abjection, qui est rejeté et digne de l’être ; vil, méprisable. |
• abject | → bovenmatig; extreem; uiterst; ultra- | ↔ extrême — Qui est tout à fait au bout, tout à fait le dernier. |
• abject | → laf; gemeen | ↔ lâche — Méprisable |
• abject | → belabberd; ellendig; miserabel; schamel; schunnig; stumperig; straatarm; beklagenswaardig; erbarmelijk; zielig | ↔ misérable — Qui réduire à la misère ; qui inspirer la pitié. |