Nederlands
Uitgebreide vertaling voor kegel (Nederlands) in het Engels
kegel:
-
de kegel (pilon)
-
de kegel (alcolholadem)
Vertaal Matrix voor kegel:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
breath reeking of alcohol | alcolholadem; kegel | |
breath smelling after alcohol | alcolholadem; kegel | |
ninepins | kegel; pilon |
Verwante woorden van "kegel":
Wiktionary: kegel
kegel
Cross Translation:
noun
-
een meetkundig lichaam met een cirkel als grondvlak en uitlopend in een punt
- kegel → cone
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• kegel | → ninepin; pin; skittle | ↔ Kegel — Sport: beim Kegeln (Kegelspiel) benutzter, flaschenähnlich geformter Gegenstand |
• kegel | → cone | ↔ Kegel — Geometrie: Körper mit Kreisscheibe als Basis, in einer Spitze auslaufend |
kegelen:
-
kegelen
Conjugations for kegelen:
o.t.t.
- kegel
- kegelt
- kegelt
- kegelen
- kegelen
- kegelen
o.v.t.
- kegelde
- kegelde
- kegelde
- kegelden
- kegelden
- kegelden
v.t.t.
- heb gekegeld
- hebt gekegeld
- heeft gekegeld
- hebben gekegeld
- hebben gekegeld
- hebben gekegeld
v.v.t.
- had gekegeld
- had gekegeld
- had gekegeld
- hadden gekegeld
- hadden gekegeld
- hadden gekegeld
o.t.t.t.
- zal kegelen
- zult kegelen
- zal kegelen
- zullen kegelen
- zullen kegelen
- zullen kegelen
o.v.t.t.
- zou kegelen
- zou kegelen
- zou kegelen
- zouden kegelen
- zouden kegelen
- zouden kegelen
en verder
- is gekegeld
diversen
- kegel!
- kegelt!
- gekegeld
- kegelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor kegelen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
play ninepins | kegelen | |
play skittles | kegelen |