Overzicht
Nederlands naar Engels: Meer gegevens...
- opkopen:
-
Wiktionary:
- opkopen → buy up, monopolize
- opkopen → monopolise, absorb, engross, preoccupy, corner, corner the market, monopolize
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor opkopen (Nederlands) in het Engels
opkopen:
-
opkopen (overnemen)
Conjugations for opkopen:
o.t.t.
- koop op
- koopt op
- koopt op
- kopen op
- kopen op
- kopen op
o.v.t.
- kocht op
- kocht op
- kocht op
- kochten op
- kochten op
- kochten op
v.t.t.
- heb opgekocht
- hebt opgekocht
- heeft opgekocht
- hebben opgekocht
- hebben opgekocht
- hebben opgekocht
v.v.t.
- had opgekocht
- had opgekocht
- had opgekocht
- hadden opgekocht
- hadden opgekocht
- hadden opgekocht
o.t.t.t.
- zal opkopen
- zult opkopen
- zal opkopen
- zullen opkopen
- zullen opkopen
- zullen opkopen
o.v.t.t.
- zou opkopen
- zou opkopen
- zou opkopen
- zouden opkopen
- zouden opkopen
- zouden opkopen
en verder
- ben opgekocht
- bent opgekocht
- is opgekocht
- zijn opgekocht
- zijn opgekocht
- zijn opgekocht
diversen
- koop op!
- koopt op!
- opgekocht
- opkopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor opkopen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
buy up | opkopen; overnemen |
Wiktionary: opkopen
opkopen
Cross Translation:
verb
opkopen
-
in zijn geheel kopen van een verzameling artikelen
- opkopen → buy up
verb
-
dominate
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• opkopen | → monopolise; absorb; engross; preoccupy; corner; corner the market; monopolize | ↔ accaparer — acheter ou retenir une quantité considérable d’une denrée, d’une marchandise, pour la rendre plus chère en la rendant plus rare, et se faire ainsi seul le maître de la vente et du prix. |
• opkopen | → corner; corner the market; monopolize | ↔ monopoliser — accaparer, en se créer ainsi une sorte de monopole. |
Engels
Uitgebreide vertaling voor opkopen (Engels) in het Nederlands
opkopen: (*Woord en zin splitter gebruikt)
- OPK: pakket voor OEM-voorinstallatie; OPK
- open: open; openmaken; opendoen; openen; inleiden; toegankelijk; benaderbaar; genaakbaar; niet dicht; vrij; oprecht; openhartig; ronduit; vrijuit; onomwonden; vrijelijk; opendraaien; onverholen; onbewimpeld; openslaan; eerlijk; rechtschapen; starten; frank; inluiden; rechttoe; ontsluiten; ontgrendelen; openklappen; loskrijgen; open krijgen; beginnen; aanbreken; een begin nemen; losgaan; opengaan; gulweg; onbedekt; opengooien; onoverdekt; onverhuld; vrije ruimten; openwerpen