Nederlands

Uitgebreide vertaling voor stemming (Nederlands) in het Engels

stemming:

stemming [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de stemming (gemoedstoestand)
    the mood; the frame of mind; the temper; the humour; the humor
    • mood [the ~] zelfstandig naamwoord
    • frame of mind [the ~] zelfstandig naamwoord
    • temper [the ~] zelfstandig naamwoord
    • humour [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits
    • humor [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans
  2. de stemming (humeur; gemoedsstemming; gemoedstoestand; bui; gemoedsgesteldheid)
    the mood; the humour; the state of mind; the temper; the humor
    • mood [the ~] zelfstandig naamwoord
    • humour [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits
    • state of mind [the ~] zelfstandig naamwoord
    • temper [the ~] zelfstandig naamwoord
    • humor [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans
  3. de stemming (psychische toestand; instelling; gemoedsgesteldheid)
    the mental state
  4. de stemming
    the vote
    • vote [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor stemming:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
frame of mind gemoedstoestand; stemming geestesgesteldheid; geestestoestand; psychische toestand
humor bui; gemoedsgesteldheid; gemoedsstemming; gemoedstoestand; humeur; stemming geestigheid; humor
humour bui; gemoedsgesteldheid; gemoedsstemming; gemoedstoestand; humeur; stemming geestigheid; humor
mental state gemoedsgesteldheid; instelling; psychische toestand; stemming geestesgesteldheid; geestestoestand; psychische toestand
mood bui; gemoedsgesteldheid; gemoedsstemming; gemoedstoestand; humeur; stemming bui; geestesgesteldheid; geestestoestand; gril; kuur; luim; nuk; psychische toestand
state of mind bui; gemoedsgesteldheid; gemoedsstemming; gemoedstoestand; humeur; stemming geestesgesteldheid; geesteshouding; geestestoestand; houding; instelling; mentaliteit; psychische toestand
temper bui; gemoedsgesteldheid; gemoedsstemming; gemoedstoestand; humeur; stemming driftbui; temperament; vurigheid; woedeaanval
vote stemming een stem uitbrengen; keuze; kiesstem; kiezen; stem; stemmen; waarvoor gestemd wordt
- atmosfeer; bui; sfeer
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vote kiezen; stemmen; zijn stem uitbrengen

Verwante woorden van "stemming":

  • stemmingen

Synoniemen voor "stemming":


Verwante definities voor "stemming":

  1. hoe het voelt om tussen andere mensen te zijn1
    • er heerste een vrolijke stemming in de klas1
  2. bepaald tijdelijk gevoel1
    • ik ben niet in de stemming om grapjes te maken1
  3. het uitbrengen van voor of tegen1
    • we zullen het voorstel in stemming brengen1

Wiktionary: stemming

stemming
noun
  1. een mentale of emotionele toestand
  2. het uitbrengen van de stem, bijvoorbeeld bij verkiezingen
  3. de heersende mening over de toestand van de markt
  4. de toonhoogten van muziekinstrumenten/toonladder
stemming
noun
  1. mental state
  2. mood

Cross Translation:
FromToVia
stemming tuning StimmungMusik: die verbindliche Festlegung eines Instrumentes hinsichtlich seiner Tonhöhe
stemming mood; humour Stimmung — Gefühlszustand eines Menschen
stemming tune StimmungMusik: das Gestimmt- oder Verstimmtsein eines Instrumentes
stemming tendency; bias; slant; thrust; trend; affection; mainstream tendance — Action, force par laquelle un corps tend à se mouvoir d’un côté.



Engels

Uitgebreide vertaling voor stemming (Engels) in het Nederlands

stemming:

stemming [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the stemming (word stemming)
    – The process of capturing relationships between words by reducing inflected words to their stem or root form (reductive stemming), or expanding stems to their inflected forms (expansive stemming). For example, the word "swimming" is reduced to the stem "swim." Because the word "swam" can also be reduced to "swim," reductive stemming can create a list of all possible word forms that can be used by the query processor alongside the query string. 2

Vertaal Matrix voor stemming:

Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
stamgebruik stemming; word stemming

Verwante definities voor "stemming":

  1. The process of capturing relationships between words by reducing inflected words to their stem or root form (reductive stemming), or expanding stems to their inflected forms (expansive stemming). For example, the word "swimming" is reduced to the stem "swim." Because the word "swam" can also be reduced to "swim," reductive stemming can create a list of all possible word forms that can be used by the query processor alongside the query string.2

stemming vorm van stem:

stem [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the stem (handle)
    de steel; handvat in de vorm van stok
  2. the stem (radical)
    de stam; etymon; de stamvorm
    • stam [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • etymon [znw.] zelfstandig naamwoord
    • stamvorm [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. the stem (bow; prow)
    de boeg; de steven; de voorsteven
    • boeg [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • steven [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • voorsteven [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. the stem (antenna; whip aerial; feeler; blade)
    de antenne; de voelspriet; de spriet; de voelhoren
    • antenne [de ~] zelfstandig naamwoord
    • voelspriet [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • spriet [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • voelhoren [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  5. the stem (primitive word)
    het stamwoord
  6. the stem (haulm; stalk; halm)
    de halm
    • halm [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

to stem werkwoord (stems, stemmed, stemming)

  1. to stem (stop; bring to a halt; put to a stop; halt; bring to a standstill)
    ophouden; stopzetten; remmen; tegenhouden; halt houden; tot staan brengen
    • ophouden werkwoord (houd op, houdt op, hield op, hielden op, opgehouden)
    • stopzetten werkwoord (zet stop, zette stop, zetten stop, stopgezet)
    • remmen werkwoord (rem, remt, remde, remden, geremd)
    • tegenhouden werkwoord (houd tegen, houdt tegen, hield tegen, hielden tegen, tegengehouden)
    • halt houden werkwoord (houd halt, houdt halt, hield halt, hielden halt, halt gehouden)
    • tot staan brengen werkwoord (breng tot staan, brengt tot staan, bracht tot staan, brachten tot staan, tot staan gebracht)
  2. to stem (thwart; hinder; oppose; )
    tegenwerken; dwarsbomen; dwarsliggen
    • tegenwerken werkwoord (werk tegen, werkt tegen, werkte tegen, werkten tegen, tegengewerkt)
    • dwarsbomen werkwoord (dwarsboom, dwarsboomt, dwarsboomde, dwarsboomden, gedwarsboomd)
    • dwarsliggen werkwoord (lig dwars, ligt dwars, lag dwars, lagen dwars, dwarsgelegen)

Conjugations for stem:

present
  1. stem
  2. stem
  3. stems
  4. stem
  5. stem
  6. stem
simple past
  1. stemmed
  2. stemmed
  3. stemmed
  4. stemmed
  5. stemmed
  6. stemmed
present perfect
  1. have stemmed
  2. have stemmed
  3. has stemmed
  4. have stemmed
  5. have stemmed
  6. have stemmed
past continuous
  1. was stemming
  2. were stemming
  3. was stemming
  4. were stemming
  5. were stemming
  6. were stemming
future
  1. shall stem
  2. will stem
  3. will stem
  4. shall stem
  5. will stem
  6. will stem
continuous present
  1. am stemming
  2. are stemming
  3. is stemming
  4. are stemming
  5. are stemming
  6. are stemming
subjunctive
  1. be stemmed
  2. be stemmed
  3. be stemmed
  4. be stemmed
  5. be stemmed
  6. be stemmed
diverse
  1. stem!
  2. let's stem!
  3. stemmed
  4. stemming
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor stem:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
antenne antenna; blade; feeler; stem; whip aerial
boeg bow; prow; stem
etymon radical; stem
halm halm; haulm; stalk; stem stalk
handvat in de vorm van stok handle; stem
ophouden cease; knock off; quitting; stopping
spriet antenna; blade; feeler; stem; whip aerial blade; blade of grass
stam radical; stem race; shank; stick; tribe; trunk
stamvorm radical; stem
stamwoord primitive word; stem
steel handle; stem stalk
steven bow; prow; stem
voelhoren antenna; blade; feeler; stem; whip aerial
voelspriet antenna; blade; feeler; stem; whip aerial
voorsteven bow; prow; stem
- base; bow; fore; prow; radical; root; root word; shank; stalk; stem turn; theme
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dwarsbomen cross; hinder; oppose; prevent; sabotage; stem; stop; thwart; upset
dwarsliggen cross; hinder; oppose; prevent; sabotage; stem; stop; thwart; upset
halt houden bring to a halt; bring to a standstill; halt; put to a stop; stem; stop come to a stand-still; halt; stand still; stop
ophouden bring to a halt; bring to a standstill; halt; put to a stop; stem; stop abandon; become extinct; bring to a close; bring to a conclusion; bring to an end; cease; conclude; delay; desist from; deter; die of fear; die out; drop out; end; extinguish; finish; finish off; give up; hold up; keep up; peg out; pinch out; pull out; quit; retard; snuff; stop
remmen bring to a halt; bring to a standstill; halt; put to a stop; stem; stop brake; put a brake on; slow down; stop
stopzetten bring to a halt; bring to a standstill; halt; put to a stop; stem; stop
tegenhouden bring to a halt; bring to a standstill; halt; put to a stop; stem; stop
tegenwerken cross; hinder; oppose; prevent; sabotage; stem; stop; thwart; upset counteract; hinder; make it difficult; make it hard; oppose; resist; thwart; withstand
tot staan brengen bring to a halt; bring to a standstill; halt; put to a stop; stem; stop
- halt; stanch; staunch
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- bank up; block; dam

Verwante woorden van "stem":


Synoniemen voor "stem":


Verwante definities voor "stem":

  1. a turn made in skiing; the back of one ski is forced outward and the other ski is brought parallel to it3
  2. front part of a vessel or aircraft3
  3. cylinder forming a long narrow part of something3
  4. the tube of a tobacco pipe3
  5. (linguistics) the form of a word after all affixes are removed3
    • thematic vowels are part of the stem3
  6. a slender or elongated structure that supports a plant or fungus or a plant part or plant organ3
  7. remove the stem from3
    • for automatic natural language processing, the words must be stemmed3
  8. stop the flow of a liquid3
    • stem the tide3
  9. grow out of, have roots in, originate in3
    • The increase in the national debt stems from the last war3
  10. cause to point inward3
    • stem your skis3

Wiktionary: stem

stem
noun
  1. botany: above-ground stalk of a vascular plant
  2. linguistics: main part of a word
verb
  1. to stop, hinder
stem
noun
  1. plantkunde|nld grasstengel of graanstengel
  2. taalkunde|nld een onvervoegde of onverbogen woordvorm

Cross Translation:
FromToVia
stem doorhalen; doorstrepen; een streep halen door; schrappen; afdammen; afsluiten; belemmeren; stuwen; versperren barrerfermer avec une barre par-derrière.
stem remmen; afremmen freinerretenir, ralentir, arrêter à l’aide d’un frein.
stem afstammen; het gevolg zijn van; ontspruiten; voortkomen provenirprocéder, venir, dériver, résulter.
stem staart; halm; steel; stengel queue — à trier
stem stam; wortel; radix racine — (botanique) Partie souterraine d’un végétal qui lui permet de puiser dans le sol les éléments nécessaires à sa nutrition (eau, sels minéraux) et d’assurer sa fixation à son support.
stem halm; stengel tige — partie d’une plante qui sort de terre
stem buis; kanaal; loop; pijp; roer; steel tube — Tuyau.

Verwante vertalingen van stemming