Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Engels ->Zoek: gastheer

Nederlandse en Engelse zoekresultaten voor: gastheer

Overzicht

Nederlands naar Engels: Meer gegevens...

gastheer:
- host
Wiktionary:
- gastheer → host
- gastheer → host, sojourner

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gastheer (Nederlands) in het Engels

gastheer:

gastheer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

de gastheer
the host
- host [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor gastheer:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
host	gastheer	café-eigenaar; gids; heerschaar; host; kroegbaas; legerschaar; presentator; reisbegeleider; waard

Verwante woorden van "gastheer":

gastheren

Wiktionary: gastheer

gastheer

noun

een man
- gastheer → host
(biologie) een organisme
- gastheer → host

gastheer

noun

biology: cell or organism which harbors another organism
- host → gastheer
moderator
- host → gastheer; gastvrouw; gastgever; moderator
person who receives or entertains a guest
- host → gastheer; gastvrouw; gastgever

Cross Translation:

From	To	Via
• gastheer	→ host	↔ amphitryon — soutenu\|fr hôte chez qui l’on inviter à manger.
• gastheer	→ sojourner	↔ hôte — (Féminin : hôtesse) Celui, celle qui donner l’hospitalité par humanité, par amitié, par bienveillance.