Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. afbraak:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afbraak (Nederlands) in het Engels

afbraak:

afbraak [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de afbraak (sloop)
    the demolition; the destruction

Vertaal Matrix voor afbraak:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
demolition afbraak; sloop onttakeling; ravage; vernieling; verwoesting; wegbreken
destruction afbraak; sloop ravage; verderf; vernieling; verwoesting

Wiktionary: afbraak

afbraak
noun
  1. de ontbinding van een scheikundige stof in kleinere bestanddelen
afbraak
noun
  1. the action of demolishing or destroying, in particular of buildings or other structures
  2. breaking of chemical bonds within a compound