Overzicht
Nederlands naar Engels: Meer gegevens...
- tegenwoordigheid:
- tegenwoordig:
-
Wiktionary:
- tegenwoordigheid → presence
- tegenwoordigheid → attendance, presence
- tegenwoordig → current, present
- tegenwoordig → nowadays, today
- tegenwoordig → actual, current, present-day, present, up-to-date, fashionable, topical
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor tegenwoordigheid (Nederlands) in het Engels
tegenwoordigheid:
-
de tegenwoordigheid (bijzijn; aanwezigheid)
Vertaal Matrix voor tegenwoordigheid:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
in the presence of | aanwezigheid; bijzijn; tegenwoordigheid | |
presence | aanwezigheid; bijzijn; tegenwoordigheid | aanwezigheid; presentie |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
in the presence of | in aanwezigheid van; overstaan |
Verwante woorden van "tegenwoordigheid":
Wiktionary: tegenwoordigheid
tegenwoordigheid
Cross Translation:
noun
tegenwoordigheid
-
aanwezigheid
- tegenwoordigheid → presence
noun
-
fact or condition of being present
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• tegenwoordigheid | → attendance; presence | ↔ présence — existence d’une personne dans un lieu donner. |
tegenwoordigheid vorm van tegenwoordig:
-
tegenwoordig (op dit moment; momenteel; nu; nou)
presently; nowadays; now; in this moment; at present-
presently bijwoord
-
nowadays bijwoord
-
now bijwoord
-
in this moment bijvoeglijk naamwoord
-
at present bijwoord
-
-
tegenwoordig (huidig; hedendaags; van nu; van vandaag)
-
tegenwoordig (hedentendage; in deze tijd)
-
tegenwoordig (present!; aanwezig)
-
tegenwoordig (huidig; momenteel; van vandaag)
Vertaal Matrix voor tegenwoordig:
Verwante woorden van "tegenwoordig":
Synoniemen voor "tegenwoordig":
Antoniemen van "tegenwoordig":
Verwante definities voor "tegenwoordig":
Wiktionary: tegenwoordig
tegenwoordig
tegenwoordig
Cross Translation:
adverb
-
in the current era
-
nowadays
-
pertaining to the current time
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• tegenwoordig | → actual; current; present-day; present; up-to-date; fashionable; topical | ↔ actuel — Qui se traduit par des actes. |
• tegenwoordig | → present | ↔ présent — Là où l’on est |