Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. ontrafelen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ontrafelen (Nederlands) in het Engels

ontrafelen:

ontrafelen werkwoord (ontrafel, ontrafelt, ontrafelde, ontrafelden, ontrafeld)

  1. ontrafelen (oplossen; ontraadselen; ontwarren; ontknopen)
    to solve; to unravel
    • solve werkwoord (solves, solved, solving)
    • unravel werkwoord (unravels, unravelled, unravelling)
  2. ontrafelen (ontwarren; uitzoeken; uitpluizen; )
    to unravel; to disentangle; disentwine
    • unravel werkwoord (unravels, unravelled, unravelling)
    • disentangle werkwoord (disentangles, disentangled, disentangling)
    • disentwine werkwoord
  3. ontrafelen (uit de war halen; uit elkaar halen; ontwarren)
    to disentangle; to unravel; to solve; to unriddle; to unbutton; to untie
    • disentangle werkwoord (disentangles, disentangled, disentangling)
    • unravel werkwoord (unravels, unravelled, unravelling)
    • solve werkwoord (solves, solved, solving)
    • unriddle werkwoord (unriddles, unriddled, unriddling)
    • unbutton werkwoord (unbuttons, unbuttoned, unbuttoning)
    • untie werkwoord (unties, untied, untying)

Conjugations for ontrafelen:

o.t.t.
  1. ontrafel
  2. ontrafelt
  3. ontrafelt
  4. ontrafelen
  5. ontrafelen
  6. ontrafelen
o.v.t.
  1. ontrafelde
  2. ontrafelde
  3. ontrafelde
  4. ontrafelden
  5. ontrafelden
  6. ontrafelden
v.t.t.
  1. heb ontrafeld
  2. hebt ontrafeld
  3. heeft ontrafeld
  4. hebben ontrafeld
  5. hebben ontrafeld
  6. hebben ontrafeld
v.v.t.
  1. had ontrafeld
  2. had ontrafeld
  3. had ontrafeld
  4. hadden ontrafeld
  5. hadden ontrafeld
  6. hadden ontrafeld
o.t.t.t.
  1. zal ontrafelen
  2. zult ontrafelen
  3. zal ontrafelen
  4. zullen ontrafelen
  5. zullen ontrafelen
  6. zullen ontrafelen
o.v.t.t.
  1. zou ontrafelen
  2. zou ontrafelen
  3. zou ontrafelen
  4. zouden ontrafelen
  5. zouden ontrafelen
  6. zouden ontrafelen
en verder
  1. is ontrafeld
  2. zijn ontrafeld
diversen
  1. ontrafel!
  2. ontrafelt!
  3. ontrafeld
  4. ontrafelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor ontrafelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
disentangle ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; uit de war halen; uit elkaar halen; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken
disentwine ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken
solve ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen; uit de war halen; uit elkaar halen ontcijferen; ontwarren; oplossen; tot een oplossing brengen
unbutton ontrafelen; ontwarren; uit de war halen; uit elkaar halen losknopen; ontknopen
unravel ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen; uit de war halen; uit elkaar halen; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken losknopen; ontknopen; rafelen
unriddle ontrafelen; ontwarren; uit de war halen; uit elkaar halen
untie ontrafelen; ontwarren; uit de war halen; uit elkaar halen detacheren; losknopen; loskrijgen; losmaken; lostornen; loswerken; ontknopen; scheiden; tornen; uithalen; uittrekken

Wiktionary: ontrafelen

ontrafelen
verb
  1. to separate the threads (of)
  2. to resolve