Nederlands
Uitgebreide vertaling voor laten voorbijgaan (Nederlands) in het Engels
laten voorbijgaan:
laten voorbijgaan werkwoord (laat voorbijgaan, liet voorbijgaan, lieten voorbijgaan, laten voorbijgaan)
-
laten voorbijgaan (laten liggen)
Conjugations for laten voorbijgaan:
o.t.t.
- laat voorbijgaan
- laat voorbijgaan
- laat voorbijgaan
- laten voorbijgaan
- laten voorbijgaan
- laten voorbijgaan
o.v.t.
- liet voorbijgaan
- liet voorbijgaan
- liet voorbijgaan
- lieten voorbijgaan
- lieten voorbijgaan
- lieten voorbijgaan
v.t.t.
- heb laten voorbijgaan
- hebt laten voorbijgaan
- heeft laten voorbijgaan
- hebben laten voorbijgaan
- hebben laten voorbijgaan
- hebben laten voorbijgaan
v.v.t.
- had laten voorbijgaan
- had laten voorbijgaan
- had laten voorbijgaan
- hadden laten voorbijgaan
- hadden laten voorbijgaan
- hadden laten voorbijgaan
o.t.t.t.
- zal laten voorbijgaan
- zult laten voorbijgaan
- zal laten voorbijgaan
- zullen laten voorbijgaan
- zullen laten voorbijgaan
- zullen laten voorbijgaan
o.v.t.t.
- zou laten voorbijgaan
- zou laten voorbijgaan
- zou laten voorbijgaan
- zouden laten voorbijgaan
- zouden laten voorbijgaan
- zouden laten voorbijgaan
diversen
- laat voorbijgaan!
- laat voorbijgaan!
- laten voorbijgaan
- voorbijgaan latend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor laten voorbijgaan:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
let lie | laten liggen; laten voorbijgaan | |
let pass | laten liggen; laten voorbijgaan | doorlaten; voorbijlaten |
Wiktionary: laten voorbijgaan
laten voorbijgaan
verb
-
-
-
to precede
Computer vertaling door derden: