Overzicht
Nederlands naar Engels: Meer gegevens...
- alarm:
- Wiktionary:
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- alarm:
-
Wiktionary:
- alarm → alarmeren, verontrusten, alarm slaan, beangstigen, ontzetten
- alarm → alarmklok, wekker, alarmstemming, alarmkreet, alarm, alarmsignaal, onraad
- alarm → alarm, verdoven, onthutsen, ontstellen, ontzetten, verbijsteren, verbluffen, loomheid, slapheid, traagheid, vadsigheid, slapte, stilstand, droefgeestigheid, melancholie, zwaarmoedigheid, weemoed, bedroefdheid, mistroostigheid, somberheid, afmatting, matheid, moeheid, vermoeidheid, vermoeienis, consternatie, ontsteltenis, verbijstering, verslagenheid, aftrek, apathie, dofheid, lusteloosheid, wezenloosheid, moedeloosheid, alarm slaan, alarmeren, beduchtheid, vrees, schroom, benauwen, verontrusten, bang maken, beangstigen, verschrikken, vrees aanjagen, bang zijn voor, duchten, schromen, terugschrikken voor, vrezen, stupor
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor alarm (Nederlands) in het Engels
alarm:
-
het alarm (noodsignaal)
-
het alarm (hulpgeroep; noodkreet; hulpkreet)
the call for help
Vertaal Matrix voor alarm:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
alarm | alarm; noodsignaal | alarminstallatie; alarmsignaal; bekommernis; bezorgdheid; kommer; ongerustheid; ontsteltenis; schrik; verbijstering; verontrusting; zorg |
call for help | alarm; hulpgeroep; hulpkreet; noodkreet; noodsignaal | |
cry for help | alarm; noodsignaal | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
alarm | alarmeren; beangstigen; benauwen; ongerust maken; ontstellen; verontrusten | |
call for help | te hulp roepen | |
cry for help | te hulp roepen |
Verwante woorden van "alarm":
Wiktionary: alarm
alarm
Cross Translation:
noun
alarm
-
een waarschuwing tegen gevaar
- alarm → alarm
noun
-
notice of approaching danger
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• alarm | → alert; alarm | ↔ Alarm — Militär, Polizei, Feuerwehr: zur Frühwarnung oder bei Eintritt eines Schadensereignisses erfolgender Ruf zur Bereitschaft oder zur Warnung vor Gefahr |
• alarm | → alarm | ↔ alarme — signal pour faire courir aux armes ou pour appeler au secours. |
• alarm | → alert; alarm | ↔ alerte — avertissement d’être sur ses gardes. |
Verwante vertalingen van alarm
Engels
Uitgebreide vertaling voor alarm (Engels) in het Nederlands
alarm:
-
the alarm (call for help; cry for help)
-
the alarm (fright; consternation; upset; repulsion; confusion; dismay)
-
the alarm (concern; worry; anxiety; uneasiness)
-
the alarm (alarm installation)
-
the alarm (dismay; confusion)
de ontsteltenis -
the alarm
– An alert that is set by the user to be activated at a particular time. 1het alarmsignaal
-
to alarm
-
to alarm (startle; disconcert)
-
to alarm (frighten; oppress; disquiet)
-
to alarm (uneasy)
ongerust maken-
ongerust maken werkwoord (maak ongerust, maakt ongerust, maakte ongerust, maakten ongerust, ongerust gemaakt)
-
Conjugations for alarm:
present
- alarm
- alarm
- alarms
- alarm
- alarm
- alarm
simple past
- alarmed
- alarmed
- alarmed
- alarmed
- alarmed
- alarmed
present perfect
- have alarmed
- have alarmed
- has alarmed
- have alarmed
- have alarmed
- have alarmed
past continuous
- was alarming
- were alarming
- was alarming
- were alarming
- were alarming
- were alarming
future
- shall alarm
- will alarm
- will alarm
- shall alarm
- will alarm
- will alarm
continuous present
- am alarming
- are alarming
- is alarming
- are alarming
- are alarming
- are alarming
subjunctive
- be alarmed
- be alarmed
- be alarmed
- be alarmed
- be alarmed
- be alarmed
diverse
- alarm!
- let's alarm!
- alarmed
- alarming
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor alarm:
Verwante woorden van "alarm":
Synoniemen voor "alarm":
Verwante definities voor "alarm":
Wiktionary: alarm
alarm
Cross Translation:
verb
alarm
-
to keep in excitement; to disturb
- alarm → alarmeren; verontrusten
-
to give notice (by sound or otherwise) of approaching danger
- alarm → alarm slaan; alarmeren
-
to surprise with apprehension of danger
- alarm → alarmeren; beangstigen
-
mechanical contrivance for awaking
-
sudden surprise with fear or terror
- alarm → alarmstemming
-
summons to arms
- alarm → alarmkreet
-
notice of approaching danger
- alarm → alarm; alarmsignaal
noun
verb
Cross Translation: