Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. windsurfen:
  2. Wiktionary:
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. windsurfen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor windsurfen (Nederlands) in het Duits

windsurfen:

windsurfen werkwoord (windsurf, windsurft, windsurfte, windsurften, gewindsurft)

  1. windsurfen
    windsurfen; Windsurfing betreiben; surfen

Conjugations for windsurfen:

o.t.t.
  1. windsurf
  2. windsurft
  3. windsurft
  4. windsurfen
  5. windsurfen
  6. windsurfen
o.v.t.
  1. windsurfte
  2. windsurfte
  3. windsurfte
  4. windsurften
  5. windsurften
  6. windsurften
v.t.t.
  1. heb gewindsurft
  2. hebt gewindsurft
  3. heeft gewindsurft
  4. hebben gewindsurft
  5. hebben gewindsurft
  6. hebben gewindsurft
v.v.t.
  1. had gewindsurft
  2. had gewindsurft
  3. had gewindsurft
  4. hadden gewindsurft
  5. hadden gewindsurft
  6. hadden gewindsurft
o.t.t.t.
  1. zal windsurfen
  2. zult windsurfen
  3. zal windsurfen
  4. zullen windsurfen
  5. zullen windsurfen
  6. zullen windsurfen
o.v.t.t.
  1. zou windsurfen
  2. zou windsurfen
  3. zou windsurfen
  4. zouden windsurfen
  5. zouden windsurfen
  6. zouden windsurfen
diversen
  1. windsurf!
  2. windsurft!
  3. gewindsurft
  4. windsurfend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor windsurfen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Windsurfing betreiben windsurfen
surfen windsurfen surfen
windsurfen windsurfen

Wiktionary: windsurfen

windsurfen



Duits

Uitgebreide vertaling voor windsurfen (Duits) in het Nederlands

windsurfen:

windsurfen werkwoord

  1. windsurfen (Windsurfing betreiben; surfen)
    windsurfen
    • windsurfen werkwoord (windsurf, windsurft, windsurfte, windsurften, gewindsurft)

Vertaal Matrix voor windsurfen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
windsurfen Windsurfing betreiben; surfen; windsurfen