Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- vervoegen:
-
Wiktionary:
- vervoegen → konjugieren, anschließen
-
Gebruikers suggesties voor vervoegen:
- verfügen, verfugen
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor vervoegen (Nederlands) in het Duits
vervoegen:
-
vervoegen (verbuigen; declineren)
-
vervoegen (zich begeven naar; aflopen; koers zetten naar)
Conjugations for vervoegen:
o.t.t.
- vervoeg
- vervoegt
- vervoegt
- vervoegen
- vervoegen
- vervoegen
o.v.t.
- vervoegde
- vervoegde
- vervoegde
- vervoegden
- vervoegden
- vervoegden
v.t.t.
- heb vervoegd
- hebt vervoegd
- heeft vervoegd
- hebben vervoegd
- hebben vervoegd
- hebben vervoegd
v.v.t.
- had vervoegd
- had vervoegd
- had vervoegd
- hadden vervoegd
- hadden vervoegd
- hadden vervoegd
o.t.t.t.
- zal vervoegen
- zult vervoegen
- zal vervoegen
- zullen vervoegen
- zullen vervoegen
- zullen vervoegen
o.v.t.t.
- zou vervoegen
- zou vervoegen
- zou vervoegen
- zouden vervoegen
- zouden vervoegen
- zouden vervoegen
diversen
- vervoeg!
- vervoegt!
- vervoegd
- vervoegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor vervoegen:
Wiktionary: vervoegen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vervoegen | → konjugieren | ↔ conjugate — to inflect (a verb) for each person |
• vervoegen | → anschließen | ↔ join — to come into the company of |