Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vertroebelen (Nederlands) in het Duits

vertroebelen:

vertroebelen werkwoord (vertroebel, vertroebelt, vertroebelde, vertroebelden, vertroebeld)

  1. vertroebelen (troebel maken)
    trüben
    • trüben werkwoord (trübe, trübst, trübt, trübte, trübtet, getrübt)

Conjugations for vertroebelen:

o.t.t.
  1. vertroebel
  2. vertroebelt
  3. vertroebelt
  4. vertroebelen
  5. vertroebelen
  6. vertroebelen
o.v.t.
  1. vertroebelde
  2. vertroebelde
  3. vertroebelde
  4. vertroebelden
  5. vertroebelden
  6. vertroebelden
v.t.t.
  1. heb vertroebeld
  2. hebt vertroebeld
  3. heeft vertroebeld
  4. hebben vertroebeld
  5. hebben vertroebeld
  6. hebben vertroebeld
v.v.t.
  1. had vertroebeld
  2. had vertroebeld
  3. had vertroebeld
  4. hadden vertroebeld
  5. hadden vertroebeld
  6. hadden vertroebeld
o.t.t.t.
  1. zal vertroebelen
  2. zult vertroebelen
  3. zal vertroebelen
  4. zullen vertroebelen
  5. zullen vertroebelen
  6. zullen vertroebelen
o.v.t.t.
  1. zou vertroebelen
  2. zou vertroebelen
  3. zou vertroebelen
  4. zouden vertroebelen
  5. zouden vertroebelen
  6. zouden vertroebelen
diversen
  1. vertroebel!
  2. vertroebelt!
  3. vertroebeld
  4. vertroebelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor vertroebelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
trüben troebel maken; vertroebelen dof maken