Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
-
vertrekken:
- weggehen; austreten; fortgehen; ausscheiden; abfahren; abreisen; losfahren; ausfahren; schmieren; wegfahren; wegreisen; ölen; fetten; aufbrechen; einfetten; einschiffen; fortreisen; fortfahren; einschmieren; verlassen; seineZelteabbrechen
- Zimmer; Kammer; Raum; Räumlichkeit; Saal; Lokalität; Halle; Platz; Abfahren; Abreisen; Weggehen; Gehen; Weg gehen; Verlassen; Fortgehen
- Zimmer
-
Wiktionary:
- vertrekken → fortgehen, weggehen
- vertrekken → davonmachen, verlassen, aufbrechen, hinausgehen, ausgehen, aussteigen, verschwinden, abgehen, weggehen, starten, abfahren, abreisen, fortgehen, abfeuern, abschießen, losgehen
-
Gebruikers suggesties voor vertrekken:
- losgehen
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor vertrekken (Nederlands) in het Duits
vertrekken:
-
vertrekken (heengaan; verlaten)
weggehen; austreten; fortgehen; ausscheiden-
ausscheiden werkwoord (scheide aus, scheidest aus, scheidet aus, scheidete aus, scheidetet aus, asugescheidet)
-
vertrekken (weggaan; verwijderen; wegtrekken; smeren; afreizen; opstappen; wegreizen)
abfahren; abreisen; losfahren; ausfahren; schmieren; wegfahren; wegreisen; ölen; fetten; aufbrechen; einfetten; einschiffen; fortreisen; fortfahren; einschmieren-
abfahren werkwoord
-
einschiffen werkwoord (schiffe ein, schiffst ein, schifft ein, schiffte ein, schifftet ein, eingeschifft)
-
einschmieren werkwoord (schmiere ein, schmierst ein, schmiert ein, schmierte ein, schmiertet ein, eingeschmiert)
-
-
vertrekken (weggaan; gaan; heengaan; opstappen; opbreken)
verlassen; wegfahren; abreisen; seineZelteabbrechen; aufbrechen; wegreisen; fortreisen-
seineZelteabbrechen werkwoord (breche meine Zelt ab, brichst deine Zelt ab, bricht seine Zelt ab, brach seine zelt ab, bracht unsere Zelt ab, abgebrochen)
Conjugations for vertrekken:
o.t.t.
- vertrek
- vertrekt
- vertrekt
- vertrekken
- vertrekken
- vertrekken
o.v.t.
- vertrok
- vertrok
- vertrok
- vertrokken
- vertrokken
- vertrokken
v.t.t.
- ben vertrokken
- bent vertrokken
- is vertrokken
- zijn vertrokken
- zijn vertrokken
- zijn vertrokken
v.v.t.
- was vertrokken
- was vertrokken
- was vertrokken
- waren vertrokken
- waren vertrokken
- waren vertrokken
o.t.t.t.
- zal vertrekken
- zult vertrekken
- zal vertrekken
- zullen vertrekken
- zullen vertrekken
- zullen vertrekken
o.v.t.t.
- zou vertrekken
- zou vertrekken
- zou vertrekken
- zouden vertrekken
- zouden vertrekken
- zouden vertrekken
diversen
- vertrek!
- vertrekt!
- vertrokken
- vertrekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de vertrekken (kamers)
Vertaal Matrix voor vertrekken:
Synoniemen voor "vertrekken":
Antoniemen van "vertrekken":
Verwante definities voor "vertrekken":
Wiktionary: vertrekken
vertrekken
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vertrekken | → davonmachen | ↔ abscond — to depart secretly |
• vertrekken | → verlassen; aufbrechen | ↔ depart — to leave |
• vertrekken | → hinausgehen; ausgehen | ↔ exit — go out |
• vertrekken | → aussteigen; verschwinden; abgehen | ↔ exit — leave |
• vertrekken | → weggehen; verlassen | ↔ leave — To depart (intransitive) |
• vertrekken | → starten | ↔ démarrer — Mettre en marche, en mouvement ou commencer. (Sens général). |
• vertrekken | → abfahren; abreisen; fortgehen; abfeuern; abschießen; losgehen; aufbrechen | ↔ partir — (vieilli) diviser en plusieurs parts. On ne l’emploie plus, en ce sens, que dans cette phrase : |