Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. uitwerpselen:
  2. uitwerpsel:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uitwerpselen (Nederlands) in het Duits

uitwerpselen:

uitwerpselen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de uitwerpselen (feces; beer; fecaliën; excrementen; uitscheiding)
    die Ausscheidungen; die Kacke; die Fäkalien; der Dreck; die Exkremente; der Kot
    • Ausscheidungen [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Kacke [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Fäkalien [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Dreck [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Exkremente [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Kot [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor uitwerpselen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Ausscheidungen beer; excrementen; fecaliën; feces; uitscheiding; uitwerpselen
Dreck beer; excrementen; fecaliën; feces; uitscheiding; uitwerpselen drek; goorheid; groezeligheid; kak; kledder; klodder; kwak; lik; poep; prut; schijt; smeerlapperij; smerigheid; smurrie; stofje; stront; vervuiling; viesheid; viespeukerij; viezigheid; vuil; vuilheid; vuiligheid; vuiltje
Exkremente beer; excrementen; fecaliën; feces; uitscheiding; uitwerpselen drek; kak; poep; schijt; stront
Fäkalien beer; excrementen; fecaliën; feces; uitscheiding; uitwerpselen drek; kak; poep; schijt; stront
Kacke beer; excrementen; fecaliën; feces; uitscheiding; uitwerpselen drek; kak; poep; schijt; stront
Kot beer; excrementen; fecaliën; feces; uitscheiding; uitwerpselen drek; drol; hoop; kak; keutel; poep; prut; schijt; smurrie; stront; stuk poep; uitwerpsel

Verwante woorden van "uitwerpselen":


Wiktionary: uitwerpselen

uitwerpselen
noun
  1. feste Ausscheidung des Darms

Cross Translation:
FromToVia
uitwerpselen Ausscheidungen; Kot excrement — animal solid waste
uitwerpselen Fäkalien faeces — digested waste material discharged from the bowels
uitwerpselen Kot; Fäkalien feces — digested waste material discharged from the bowels

uitwerpselen vorm van uitwerpsel:

uitwerpsel [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het uitwerpsel (stuk poep; keutel; hoop; drol)
    der Scheiße; der Kot
    • Scheiße [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Kot [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor uitwerpsel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Kot drol; hoop; keutel; stuk poep; uitwerpsel beer; drek; excrementen; fecaliën; feces; kak; poep; prut; schijt; smurrie; stront; uitscheiding; uitwerpselen
Scheiße drol; hoop; keutel; stuk poep; uitwerpsel

Verwante woorden van "uitwerpsel":


Wiktionary: uitwerpsel

uitwerpsel
noun
  1. de afvalstoffen van de spijsvertering van mens en dier zoals deze uitgeworpen worden