Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. tros:
  2. Wiktionary:
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Troß:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor tros (Nederlands) in het Duits

tros:

tros [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de tros
    die Trosse; die Traube
    • Trosse [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Traube [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor tros:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Traube tros druif
Trosse tros scheepstouw; sleper

Verwante woorden van "tros":

  • trossen

Wiktionary: tros

tros
noun
  1. biologie|nld bloeiwijze
  2. de bundel vruchten die uit een dergelijke bloeiwijze voortkomen
  3. een scheepskabel

Cross Translation:
FromToVia
tros Bund; Strauß bunch — A group of a number of similar things
tros Kette; Tau cable — heavy rope or chain as used for mooring
tros Tau; Trosse hawser — cable
tros Kabel câble — arts|fr gros cordage formé de l’assemblage de plusieurs torons de chanvre, d’aloès, d’acier, etc.
tros Traube grappe — (botanique) assemblage de fleurs (inflorescence), de fruits ou de grains, porter sur une même tige, chaque élément étant pédicellé.
tros Zug train — ferro|fr convoi ferroviaire constitué d’au moins une locomotive et de wagons. note S’emploie, plus rarement, en astronautique et dans les transports routiers.



Duits

Uitgebreide vertaling voor tros (Duits) in het Nederlands

Troß:

Troß [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Troß (Schleppe; Zug; Schleppzug; Schleppnetz; Gefolge)
    de sleep
    • sleep [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. der Troß (Hofhaltung; Ergebnis; Gefolge; )
    het gevolg; de hofhouding
    • gevolg [het ~] zelfstandig naamwoord
    • hofhouding [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  3. der Troß
    legertros

Vertaal Matrix voor Troß:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gevolg Auswirkung; Ergebnis; Folge; Gefolge; Hofgefolge; Hofhaltung; Hofstaat; Konsequenz; Troß Ausführen; Ausschlag; Auswirkung; Effekt; Folge; Folgerung; Hinkriegen; Konsequenz; Resultat; Schaffen; Wirkung
hofhouding Auswirkung; Ergebnis; Folge; Gefolge; Hofgefolge; Hofhaltung; Hofstaat; Konsequenz; Troß
legertros Troß
sleep Gefolge; Schleppe; Schleppnetz; Schleppzug; Troß; Zug