Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor stofferen (Nederlands) in het Duits
stofferen:
-
stofferen (van bekleding voorzien; bekleden; overtrekken)
bekleiden; polstern; beziehen; ausstatten; ankleiden-
ausstatten werkwoord (statte aus, stattest aus, stattet aus, stattete aus, stattetet aus, ausgestattet)
Conjugations for stofferen:
o.t.t.
- stoffeer
- stoffeert
- stoffeert
- stofferen
- stofferen
- stofferen
o.v.t.
- stoffeerde
- stoffeerde
- stoffeerde
- stoffeerden
- stoffeerden
- stoffeerden
v.t.t.
- heb gestoffeeerd
- hebt gestoffeeerd
- heeft gestoffeeerd
- hebben gestoffeeerd
- hebben gestoffeeerd
- hebben gestoffeeerd
v.v.t.
- had gestoffeeerd
- had gestoffeeerd
- had gestoffeeerd
- hadden gestoffeeerd
- hadden gestoffeeerd
- hadden gestoffeeerd
o.t.t.t.
- zal stofferen
- zult stofferen
- zal stofferen
- zullen stofferen
- zullen stofferen
- zullen stofferen
o.v.t.t.
- zou stofferen
- zou stofferen
- zou stofferen
- zouden stofferen
- zouden stofferen
- zouden stofferen
en verder
- ben gestoffeeerd
- bent gestoffeeerd
- is gestoffeeerd
- zijn gestoffeeerd
- zijn gestoffeeerd
- zijn gestoffeeerd
diversen
- stoffeer!
- stoffeert!
- gestoffeeerd
- stofferend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor stofferen:
Verwante woorden van "stofferen":
stofferen vorm van stoffer:
-
de stoffer (veger)
Vertaal Matrix voor stoffer:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Besen | stoffer; veger | bezem; veger |