Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- staken:
- steken:
-
Wiktionary:
- staken → streiken, einstellen
- staken → streiken, ein Ende machen, beenden, Einhalt gebieten, einstellen, beschließen, enden, endigen, beendigen, erledigen
- steken → stechen, stacheln, anstecken, entflammen
- steken → schnüffeln, stechen, erstechen, niederstechen, anwenden, benutzen, brauchen, gebrauchen, verwenden, verwerten, antun, anziehen, auflegen, anlegen, legen, setzen, stecken, stellen, applizieren, verabreichen, auftragen, anbringen, beifügen, einrücken, einsetzen, inserieren, hineintun, hineinlegen, hineinstecken, einführen, einleiten, hineinbringen, hineinschaffen, hineintreiben, hereinbringen, hereinschaffen, ankündigen, anzeigen, avisieren, melden, anmelden, verkünden, bekannt machen, ansagen, annoncieren, steppen, stacheln, sticheln, posieren, bauen, aufbauen, erbauen, konstruieren, einrichten, installieren, machen, tun, bereiten
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- staken:
- Staken:
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor staken (Nederlands) in het Duits
staken:
-
staken (ermee uitscheiden; ophouden; stoppen; opgeven; uitscheiden)
ausscheiden; verzichten; zurücktreten; etwas aufgeben-
ausscheiden werkwoord (scheide aus, scheidest aus, scheidet aus, scheidete aus, scheidetet aus, asugescheidet)
-
zurücktreten werkwoord (trete zurück, trittst zurück, tritt zurück, trat zurück, tratet zurück, zurückgetreten)
-
etwas aufgeben werkwoord
-
-
staken (in staking gaan)
streiken; weigern; unterbrechen-
weigern werkwoord
-
unterbrechen werkwoord (unterbreche, unterbrichst, unterbricht, unterbrach, unterbracht, unterbrochen)
-
staken (het werk neerleggen als protest; werkonderbreken)
einstellen; streiken; aufhören; unterbrechen; indenAusstandtreten-
unterbrechen werkwoord (unterbreche, unterbrichst, unterbricht, unterbrach, unterbracht, unterbrochen)
-
indenAusstandtreten werkwoord
-
staken (in staking zijn)
Conjugations for staken:
o.t.t.
- staak
- staakt
- staakt
- staken
- staken
- staken
o.v.t.
- staakte
- staakte
- staakte
- staakten
- staakten
- staakten
v.t.t.
- heb gestaakt
- hebt gestaakt
- heeft gestaakt
- hebben gestaakt
- hebben gestaakt
- hebben gestaakt
v.v.t.
- had gestaakt
- had gestaakt
- had gestaakt
- hadden gestaakt
- hadden gestaakt
- hadden gestaakt
o.t.t.t.
- zal staken
- zult staken
- zal staken
- zullen staken
- zullen staken
- zullen staken
o.v.t.t.
- zou staken
- zou staken
- zou staken
- zouden staken
- zouden staken
- zouden staken
en verder
- ben gestaakt
- bent gestaakt
- is gestaakt
- zijn gestaakt
- zijn gestaakt
- zijn gestaakt
diversen
- staak!
- staakt!
- gestaakt
- stakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het staken (staking; gestaak; werkonderbreking)
-
het staken (eindigen; ophouden; uitscheiden; kappen; afhaken)
Vertaal Matrix voor staken:
Wiktionary: staken
staken
Cross Translation:
verb
staken
-
een werkonderbreking of (ludieke) actie houden voor betere arbeidsvoorwaarden of meer loon
- staken → streiken
-
beëindigen
- staken → einstellen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• staken | → streiken | ↔ strike — to stop working to achieve better working conditions |
• staken | → ein Ende machen; beenden; Einhalt gebieten; einstellen; beschließen; enden; endigen; beendigen; erledigen | ↔ terminer — borner, limiter. |
staken vorm van steken:
-
steken (steken geven; prikken)
Conjugations for steken:
o.t.t.
- steek
- steekt
- steekt
- steken
- steken
- steken
o.v.t.
- stak
- stak
- stak
- staken
- staken
- staken
v.t.t.
- heb gestoken
- hebt gestoken
- heeft gestoken
- hebben gestoken
- hebben gestoken
- hebben gestoken
v.v.t.
- had gestoken
- had gestoken
- had gestoken
- hadden gestoken
- hadden gestoken
- hadden gestoken
o.t.t.t.
- zal steken
- zult steken
- zal steken
- zullen steken
- zullen steken
- zullen steken
o.v.t.t.
- zou steken
- zou steken
- zou steken
- zouden steken
- zouden steken
- zouden steken
en verder
- ben gestoken
- bent gestoken
- is gestoken
- zijn gestoken
- zijn gestoken
- zijn gestoken
diversen
- steek!
- steekt!
- gestoken
- stekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor steken:
Verwante woorden van "steken":
Verwante definities voor "steken":
Wiktionary: steken
steken
Cross Translation:
verb
-
doorboren, prikken
-
doen ontvlammen
- steken → anstecken; entflammen
Cross Translation:
Duits
Uitgebreide vertaling voor staken (Duits) in het Nederlands
staken:
-
staken (plaudern)
-
staken
stijf lopen; houterig lopen-
houterig lopen werkwoord (loop houterig, loopt houterig, liep houterig, liepen houterig, houterig gelopen)
-
staken (aufwickeln; beheben; abhelfen; heben; anmachen; aufrollen; abstellen; emporheben; hochkrempeln; hochnehmen; lernen; strecken; eindrehen; hochbinden)
Conjugations for staken:
Präsens
- stake
- stakst
- stakt
- staken
- stakt
- staken
Imperfekt
- stakte
- staktest
- stakte
- stakten
- staktet
- stakten
Perfekt
- habe gestakt
- hast gestakt
- hat gestakt
- haben gestakt
- habt gestakt
- haben gestakt
1. Konjunktiv [1]
- stake
- stakest
- stake
- staken
- staket
- staken
2. Konjunktiv
- stakte
- staktest
- stakte
- stakten
- staktet
- stakten
Futur 1
- werde staken
- wirst staken
- wird staken
- werden staken
- werdet staken
- werden staken
1. Konjunktiv [2]
- würde staken
- würdest staken
- würde staken
- würden staken
- würdet staken
- würden staken
Diverses
- stak!
- stakt!
- staken Sie!
- gestakt
- stakend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor staken:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
verhelpen | Abhelfen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bomen | plaudern; staken | plaudern; schwatzen |
houterig lopen | staken | |
kletsen | plaudern; staken | Unsinn reden; ausdrücken; babbeln; bemerken; berichten; deklamieren; eine Aussage machen; erzählen; faseln; herumerzählen; irre reden; klatschen; kommunizieren; konversieren; petzen; phantasieren; plappern; plaudern; quasseln; quatschen; reden; sagen; schnattern; schwatzen; schwätzen; sprechen; tratschen; weitererzählen; äußern |
stijf lopen | staken | |
verhelpen | abhelfen; abstellen; anmachen; aufrollen; aufwickeln; beheben; eindrehen; emporheben; heben; hochbinden; hochkrempeln; hochnehmen; lernen; staken; strecken |
Synoniemen voor "staken":
Staken:
Vertaal Matrix voor Staken:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
mast | Mast; Pfahl; Staken; Stange | |
paal | Mast; Pfahl; Staken; Stange | |
staak | Pfahl; Staken; Stange | |
vaarboom | Staken; Stoßstange |