Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor snel (Nederlands) in het Duits

snel:

snel bijvoeglijk naamwoord

  1. snel (vlug; vlot; rap)
    schnell; rasch; geschwind; schleunig; hastig; flink
  2. snel (hip; trendy; flitsend; vlot)
    mödisch; flott; schick; fesch
  3. snel (trendy; modieus; hip; flitsend; vlot)
    modisch; im Trend; schick

Vertaal Matrix voor snel:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- gauw; hard; vlug
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
modisch modieus
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fesch flitsend; hip; snel; trendy; vlot attractief; flitsend; fraai; geestig; geinig; goed ogend; grappig; knap; koddig; komiek; komisch; lachwekkend; leuk; lollig; mooi; vlot; welgevallig
flink rap; snel; vlot; vlug adrem; bijdehand; clever; direct; enorm; gauw; gevat; gezwind; gigantisch; immens; in zeer hoge mate; kien; pienter; raak; rap; reusachtig; schrander; slim; snedig; snugger; uitgeslapen; vingervlug
flott flitsend; hip; snel; trendy; vlot aanlokkelijk; aantrekkelijk; ad rem; adrem; attractief; bekoorlijk; bezet; bijdehand; clever; druk; drukbezet; flitsend; fraai; gevat; goed ogend; kien; knap; mooi; pienter; raak; schrander; slagvaardig; slim; snedig; snugger; uitgeslapen; uitnodigend; verleidelijk; vlot; wakker; welgevallig
geschwind rap; snel; vlot; vlug direct; gauw; gehaast; gejaagd; gestressed; gezwind; haastig; ijlings; jachtig; rap; vingervlug
hastig rap; snel; vlot; vlug direct; gauw; gehaast; gejaagd; gestressed; gezwind; haastig; ijlings; inderhaast; jachtig
im Trend flitsend; hip; modieus; snel; trendy; vlot
modisch flitsend; hip; modieus; snel; trendy; vlot in de mode; modern; mondain; nieuwerwets; werelds
mödisch flitsend; hip; snel; trendy; vlot
rasch rap; snel; vlot; vlug direct; dra; eerstdaags; gauw; gezwind; grif; grifweg; haastig; ijlings; met gemak; rap; spoedig; vingervlug; vlot; weldra
schick flitsend; hip; modieus; snel; trendy; vlot aangekleed; aanlokkelijk; aantrekkelijk; aanzienlijk; adelijk; attractief; bekoorlijk; beroemd; chic; doorluchtig; elegant; esthetisch; flitsend; fraai; gaaf; gedistingeerd; gekleed; geraffineerd; gewichtig; goed ogend; gracieus; hooggeplaatst; illuster; knap; mieters; mooi; schitterend; sierlijk; smaakvol; stijlvol; tof; uitnodigend; verfijnd; verheven; verleidelijk; vlot; voornaam; welgevallig
schleunig rap; snel; vlot; vlug direct; dra; eerstdaags; gauw; gezwind; spoedig; weldra
schnell rap; snel; vlot; vlug direct; dra; eerstdaags; frontaal; gauw; gehaast; gejaagd; gestressed; gezwind; haastig; hard; hardop; ijlings; jachtig; klassikaal; luid; spoedig; weldra

Verwante woorden van "snel":


Synoniemen voor "snel":


Antoniemen van "snel":


Verwante definities voor "snel":

  1. met grote vaart1
    • Jan reed snel naar huis1
  2. wat niet veel tijd kost1
    • ik eet snel mijn bord leeg1

Wiktionary: snel

snel
adjective
  1. in korte tijd
snel
adjective
  1. sich mit hoher Geschwindigkeit fortbewegend
  2. mit großer Geschwindigkeit und ohne Unterbrechung

Cross Translation:
FromToVia
snel zweckmäßig; ratsam; nützlich expedient — simple, easy, or quick; convenient
snel schnell; pfeilschnell; geschwind; pfeilgeschwind fast — capable of moving with great speed
snel schnell fast — with great speed
snel schnell; geschwind; rasch quick — moving with speed
snel schnell; rasch; geschwind quickly — rapidly, fast
snel schnell rapid — Very swift or quick
snel geschwind; hurtig; rasch; schnell rapide — Qui se meut avec vitesse

snel vorm van snellen:

snellen werkwoord (snel, snelt, snelde, snelden, gesneld)

  1. snellen (spoeden)
    eilen; laufen; rennen; jagen; hasten
    • eilen werkwoord (eile, eilst, eilt, eilte, eiltet, geeilt)
    • laufen werkwoord (laufe, läufst, läuft, lief, lieft, gelaufen)
    • rennen werkwoord (renne, rennst, rennt, rannte, ranntet, gerannt)
    • jagen werkwoord (jage, jagst, jagt, jagte, jagtet, gejagt)
    • hasten werkwoord (haste, hastest, hastet, hastete, hastetet, gehastet)
  2. snellen (zich haasten; opschieten; jagen; )
    jagen; hetzen; sich beeilen; hasten; eilen; beeilen; wetzen; sputen
    • jagen werkwoord (jage, jagst, jagt, jagte, jagtet, gejagt)
    • hetzen werkwoord (hetze, hetzt, hetzte, hetztet, gehetzt)
    • sich beeilen werkwoord (beeile mich, beeilst dich, beeilt sich, beeilte sich, beeiltet euch, sich beeilt)
    • hasten werkwoord (haste, hastest, hastet, hastete, hastetet, gehastet)
    • eilen werkwoord (eile, eilst, eilt, eilte, eiltet, geeilt)
    • beeilen werkwoord (beeile, beeilst, beeilt, beeilte, beeiltet, beeilt)
    • wetzen werkwoord (wetze, wetzt, wetzte, wetztet, gewetzt)
    • sputen werkwoord (spute, sputest, sputet, sputete, sputetet, gesputet)

Conjugations for snellen:

o.t.t.
  1. snel
  2. snelt
  3. snelt
  4. snellen
  5. snellen
  6. snellen
o.v.t.
  1. snelde
  2. snelde
  3. snelde
  4. snelden
  5. snelden
  6. snelden
v.t.t.
  1. ben gesneld
  2. bent gesneld
  3. is gesneld
  4. zijn gesneld
  5. zijn gesneld
  6. zijn gesneld
v.v.t.
  1. was gesneld
  2. was gesneld
  3. was gesneld
  4. waren gesneld
  5. waren gesneld
  6. waren gesneld
o.t.t.t.
  1. zal snellen
  2. zult snellen
  3. zal snellen
  4. zullen snellen
  5. zullen snellen
  6. zullen snellen
o.v.t.t.
  1. zou snellen
  2. zou snellen
  3. zou snellen
  4. zouden snellen
  5. zouden snellen
  6. zouden snellen
diversen
  1. snel!
  2. snelt!
  3. gesneld
  4. snellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

snellen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het snellen (hardlopen; rennen; hollen; zich snel voortbewegen)
    Rennen; Laufen
    • Rennen [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Laufen [das ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor snellen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Laufen hardlopen; hollen; rennen; snellen; zich snel voortbewegen geloop; lopen
Rennen hardlopen; hollen; rennen; snellen; zich snel voortbewegen geren; hardloperij; race; rennen; wedloop; wedloop van hardlopers; wedren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beeilen ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden accelereren; bespoedigen; stressen; verhaasten; versnellen
eilen ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden aanpoten; haast maken; haasten; hardlopen; ijlen; jachten; jagen; opjagen; overhaasten; rennen; spoeden; stressen; tempo maken; tempomaken; tot spoed aanzetten; voortmaken; zich spoeden
hasten ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden aanpoten; haast maken; haasten; hardlopen; hardrijden; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opjagen; overhaasten; rennen; reppen; spoeden; stressen; tempo maken; tot spoed aanzetten; voortmaken; zich spoeden
hetzen ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden aanpoten; aanzetten; haast maken; haasten; hardlopen; hardrijden; iets aanstoken; ijlen; jachten; jagen; opdrijven; ophitsen; opjagen; opzwepen; overhaasten; rennen; spoeden; spurten; sterk prikkelen; stressen; tempo maken; tot spoed aanzetten; voortjagen; voortmaken; zich spoeden
jagen ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden aanpoten; brullen; haast maken; haasten; hardlopen; hardrijden; het uitgillen; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opdrijven; ophitsen; opjagen; overhaasten; rennen; reppen; spoeden; stressen; tempo maken; tot spoed aanzetten; uitroepen; uitschreeuwen; voortjagen; voortmaken; zich spoeden
laufen snellen; spoeden afdruipen; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; gaan; hardlopen; in straaltjes afdruipen; lopen; rennen; sijpelen; stappen; tempo maken; uitdruppelen; zich voortbewegen
rennen snellen; spoeden draven; hard rennen; hardlopen; hollen; motorracen; pezen; racen; rennen; sprinten; tempo maken
sich beeilen ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jagen; overhaasten; spoeden; voortmaken; zich spoeden
sputen ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden
wetzen ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden aanpoten; aanzetten; haast maken; haasten; hardlopen; ijlen; jachten; jagen; opjagen; overhaasten; rennen; scherp maken; scherpen; slijpen; spoeden; stressen; tempo maken; tot spoed aanzetten; voortmaken; wetten; zich spoeden

Wiktionary: snellen


Cross Translation:
FromToVia
snellen hasten; huschen; vorbeihuschen scurry — to run away with quick light steps
snellen rennen; laufen courir — Se déplacer rapidement, avec impétuosité, par un mouvement alternatif des jambes ou des pattes, n'ayant pendant un court instant aucun appui au sol.

Verwante vertalingen van snel