Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- simpel:
-
Wiktionary:
- simpel → einfach, simpel, einfältig, blank, rein, reinlich, sauber, absolut, losgelöst, beziehungslos, uneingeschränkt, unumschränkt, unabhängig, unvermischt
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
-
simpel:
- eenvoudig; gemakkelijk; makkelijk; simpel; licht; niet moeilijk; ongecompliceerd; practisch; nuttig; ongekunsteld; natuurlijk; dom; onnozel; verstandeloos; achterlijk; stompzinnig; afgestompt; breinloos; onverstandig; hersenloos; geesteloos; idioot; onbenullig; stupide; moeiteloos; zonder moeite; in een handomdraai; vanzelf; comfortabel; geriefelijk; aangenaam; zonder pretenties
- Wiktionary:
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor simpel (Nederlands) in het Duits
simpel:
-
simpel (niet moeilijk; eenvoudig; gemakkelijk; makkelijk; licht)
einfach; leicht; simpel; mühelos; imHandumdrehen; stumpfsinnig; dumm; anspruchslos; nicht schwer; glatt; schlicht; stumpf; geistlos; albern; kindisch; bei weitem-
einfach bijvoeglijk naamwoord
-
leicht bijvoeglijk naamwoord
-
simpel bijvoeglijk naamwoord
-
mühelos bijvoeglijk naamwoord
-
imHandumdrehen bijvoeglijk naamwoord
-
stumpfsinnig bijvoeglijk naamwoord
-
dumm bijvoeglijk naamwoord
-
anspruchslos bijvoeglijk naamwoord
-
nicht schwer bijvoeglijk naamwoord
-
glatt bijvoeglijk naamwoord
-
schlicht bijvoeglijk naamwoord
-
stumpf bijvoeglijk naamwoord
-
geistlos bijvoeglijk naamwoord
-
albern bijvoeglijk naamwoord
-
kindisch bijvoeglijk naamwoord
-
bei weitem bijvoeglijk naamwoord
-
-
simpel (ongecompliceerd; eenvoudig)
einfach; unkompliziert; simpel; einfältig; schlicht; problemlos-
einfach bijvoeglijk naamwoord
-
unkompliziert bijvoeglijk naamwoord
-
simpel bijvoeglijk naamwoord
-
einfältig bijvoeglijk naamwoord
-
schlicht bijvoeglijk naamwoord
-
problemlos bijwoord
-
Vertaal Matrix voor simpel:
Verwante woorden van "simpel":
Synoniemen voor "simpel":
Antoniemen van "simpel":
Verwante definities voor "simpel":
Wiktionary: simpel
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• simpel | → einfach; simpel | ↔ simple — uncomplicated |
• simpel | → einfach | ↔ simple — simple-minded |
• simpel | → einfach; einfältig; blank; rein; reinlich; sauber; absolut; losgelöst; beziehungslos; uneingeschränkt; unumschränkt; unabhängig; unvermischt | ↔ pur — Qui est sans mélange. |
Duits
Uitgebreide vertaling voor simpel (Duits) in het Nederlands
simpel:
-
simpel (nicht schwer; einfach; leicht; mühelos; imHandumdrehen; stumpfsinnig; dumm; anspruchslos; glatt; schlicht; stumpf; geistlos; albern; kindisch; bei weitem)
eenvoudig; gemakkelijk; makkelijk; simpel; licht; niet moeilijk-
eenvoudig bijvoeglijk naamwoord
-
gemakkelijk bijvoeglijk naamwoord
-
makkelijk bijvoeglijk naamwoord
-
simpel bijvoeglijk naamwoord
-
licht bijvoeglijk naamwoord
-
niet moeilijk bijvoeglijk naamwoord
-
-
simpel (unkompliziert; einfach; einfältig; schlicht; problemlos)
eenvoudig; ongecompliceerd; simpel-
eenvoudig bijvoeglijk naamwoord
-
ongecompliceerd bijvoeglijk naamwoord
-
simpel bijvoeglijk naamwoord
-
-
simpel (praktisch; leicht)
practisch; nuttig; gemakkelijk-
practisch bijvoeglijk naamwoord
-
nuttig bijvoeglijk naamwoord
-
gemakkelijk bijvoeglijk naamwoord
-
-
simpel (schlicht; natürlich; unkompliziert; einfach; anspruchslos; gewöhnlich)
ongekunsteld; natuurlijk; eenvoudig-
ongekunsteld bijvoeglijk naamwoord
-
natuurlijk bijvoeglijk naamwoord
-
eenvoudig bijvoeglijk naamwoord
-
-
simpel (stumpfsinnig; blöd; dumm; stumpf; doof; geistlos; dämlich; dusselig; ätzend; geisttötend)
dom; onnozel; verstandeloos; achterlijk; stompzinnig; afgestompt; breinloos; onverstandig; hersenloos; geesteloos; idioot; onbenullig; stupide-
dom bijvoeglijk naamwoord
-
onnozel bijvoeglijk naamwoord
-
verstandeloos bijvoeglijk naamwoord
-
achterlijk bijvoeglijk naamwoord
-
stompzinnig bijvoeglijk naamwoord
-
afgestompt bijvoeglijk naamwoord
-
breinloos bijvoeglijk naamwoord
-
onverstandig bijvoeglijk naamwoord
-
hersenloos bijvoeglijk naamwoord
-
geesteloos bijvoeglijk naamwoord
-
idioot bijvoeglijk naamwoord
-
onbenullig bijvoeglijk naamwoord
-
stupide bijvoeglijk naamwoord
-
-
simpel (mühelos; ungezwungen; einfach; gemächlich; harmlos; gewöhnlich; licht; glatt; einfältig; gefügig; zwanglos; ungekünstelt; imHandumdrehen; leicht; sanft; schlicht; gelinde; anspruchslos; kindisch; formlos)
moeiteloos; zonder moeite; in een handomdraai; vanzelf-
moeiteloos bijvoeglijk naamwoord
-
zonder moeite bijvoeglijk naamwoord
-
in een handomdraai bijvoeglijk naamwoord
-
vanzelf bijwoord
-
-
simpel (bequem; komfortabel; gemütlich; gemächlich; angenehm; behaglich; bequemlich; schön; einfach; häuslich; vergnüglich; gesellig; leicht; glatt; wohltuend)
comfortabel; gemakkelijk; geriefelijk; aangenaam-
comfortabel bijvoeglijk naamwoord
-
gemakkelijk bijvoeglijk naamwoord
-
geriefelijk bijvoeglijk naamwoord
-
aangenaam bijvoeglijk naamwoord
-
-
simpel (anspruchslos; einfach; schlicht; gewöhnlich)
zonder pretenties-
zonder pretenties bijvoeglijk naamwoord
-