Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
-
op het spel zetten:
-
Wiktionary:
op het spel zetten → riskieren, wagen, kühn sein, wagemutig sein, unerschrocken sein, draufgängerisch sein, sich erkühnen, sich wagen, sich erdreisten, sich die Frechheit herausnehmen
-
Wiktionary:
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor op het spel zetten (Nederlands) in het Duits
op het spel zetten: (*Woord en zin splitter gebruikt)
- op: hinauf; herauf; nach oben; fertig; erschöpft; kaputt; ohnmächtig; ermattet; abgespannt; übermüdet; todmüde; hundemüde; halbtot; abgemattet
- het: das; es
- spel: Spiel; Spielchen; Glücksspiel; Computerspiel; Videospiel
- spellen: buchstabieren
- zet: Schlag; Stoß; Anstoß; Puff; Bums; Zusammenstoß; Anprall; leichter Stoß; Zug; Manöver; Schachzug; Spielzug
- zetten: stellen; einstellen; herstellen; setzen; legen; aufstellen; ablegen; abstellen; einräumen; anbringen; einordnen; hinlegen; hinstellen; unterbringen; installieren; abstreifen; einrücken; austreiben; stationieren; beisetzen; gruppieren; bergen; ablagern; deponieren; Satz; Setzen; Setzarbeit
Wiktionary: op het spel zetten
Cross Translation:
| From | To | Via |
|---|---|---|
| • op het spel zetten | → riskieren; wagen; kühn sein; wagemutig sein; unerschrocken sein; draufgängerisch sein; sich erkühnen; sich wagen; sich erdreisten; sich die Frechheit herausnehmen | ↔ aventurer — hasarder, mettre à l’aventure. |
| • op het spel zetten | → riskieren; wagen; kühn sein; wagemutig sein; unerschrocken sein; draufgängerisch sein; sich erkühnen; sich wagen; sich erdreisten; sich die Frechheit herausnehmen | ↔ oser — Avoir la hardiesse, l’audace de dire, de faire quelque chose. |
| • op het spel zetten | → riskieren; wagen | ↔ risquer — hasarder, exposer à un danger possible, à une chance douteux. |