Nederlands
Uitgebreide vertaling voor meten (Nederlands) in het Duits
meten:
-
meten (diepte bepalen; peilen; opmeten)
Conjugations for meten:
o.t.t.
- meet
- meet
- meet
- meten
- meten
- meten
o.v.t.
- mat
- mat
- mat
- maten
- maten
- maten
v.t.t.
- heb gemeten
- hebt gemeten
- heeft gemeten
- hebben gemeten
- hebben gemeten
- hebben gemeten
v.v.t.
- had gemeten
- had gemeten
- had gemeten
- hadden gemeten
- hadden gemeten
- hadden gemeten
o.t.t.t.
- zal meten
- zult meten
- zal meten
- zullen meten
- zullen meten
- zullen meten
o.v.t.t.
- zou meten
- zou meten
- zou meten
- zouden meten
- zouden meten
- zouden meten
diversen
- meet!
- meet!
- gemeten
- metend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor meten:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Tiefe peilen | diepte bepalen; meten; opmeten; peilen | |
loten | diepte bepalen; meten; opmeten; peilen | diepte loden; loden; van loodglazuur voorzien |
Verwante woorden van "meten":
Verwante definities voor "meten":
Wiktionary: meten
meten
Cross Translation:
verb
meten
-
de waarde van een bepaalde grootheid bepalen door deze te vergelijken met een ijkwaarde
- meten → messen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• meten | → messen | ↔ gauge — measure |
• meten | → Messung | ↔ measure — act of measuring |
• meten | → messen | ↔ measure — ascertain the quantity of a unit |
• meten | → zeitstempeln | ↔ timestamp — record date and time of |
• meten | → messen; abmessen; aufmessen | ↔ mesurer — Chercher à connaître, ou déterminer une quantité par le moyen d’une mesure. |