Nederlands
Uitgebreide vertaling voor jodelen (Nederlands) in het Duits
jodelen:
-
jodelen
Conjugations for jodelen:
o.t.t.
- jodel
- jodelt
- jodelt
- jodelen
- jodelen
- jodelen
o.v.t.
- jodelde
- jodelde
- jodelde
- jodelden
- jodelden
- jodelden
v.t.t.
- heb gejodeld
- hebt gejodeld
- heeft gejodeld
- hebben gejodeld
- hebben gejodeld
- hebben gejodeld
v.v.t.
- had gejodeld
- had gejodeld
- had gejodeld
- hadden gejodeld
- hadden gejodeld
- hadden gejodeld
o.t.t.t.
- zal jodelen
- zult jodelen
- zal jodelen
- zullen jodelen
- zullen jodelen
- zullen jodelen
o.v.t.t.
- zou jodelen
- zou jodelen
- zou jodelen
- zouden jodelen
- zouden jodelen
- zouden jodelen
en verder
- is gejodeld
diversen
- jodel!
- jodelt!
- gejodeld
- jodelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor jodelen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
jodeln | jodelen |
Wiktionary: jodelen
jodelen
Cross Translation:
verb
-
zingen met een snelle wisseling van borst- naar keelstem
- jodelen → jodeln
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• jodelen | → jodeln | ↔ yodel — to sing in such a way that the voice fluctuates rapidly between the normal chest voice and falsetto |
• jodelen | → jodeln | ↔ yodler — chanter en vocalises comme les Tyroliens. |
Duits
Uitgebreide vertaling voor jodelen (Duits) in het Nederlands
jodeln:
-
jodeln
Conjugations for jodeln:
Präsens
- jodle
- jodelst
- jodelt
- jodeln
- jodelt
- jodeln
Imperfekt
- jodelte
- jodeltest
- jodelte
- jodelten
- jodeltet
- jodelten
Perfekt
- habe gejodelt
- hast gejodelt
- hat gejodelt
- haben gejodelt
- habt gejodelt
- haben gejodelt
1. Konjunktiv [1]
- jodele
- jodelest
- jodele
- jodelen
- jodelet
- jodelen
2. Konjunktiv
- jodelte
- jodeltest
- jodelte
- jodelten
- jodeltet
- jodelten
Futur 1
- werde jodeln
- wirst jodeln
- wird jodeln
- werden jodeln
- werdet jodeln
- werden jodeln
1. Konjunktiv [2]
- würde jodeln
- würdest jodeln
- würde jodeln
- würden jodeln
- würdet jodeln
- würden jodeln
Diverses
- jodle!
- jodelt!
- jodeln Sie!
- gejodelt
- jodelnd
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor jodeln:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
jodelen | jodeln |