Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. interval:
  2. Wiktionary:
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Interval:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor interval (Nederlands) in het Duits

interval:

interval [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het interval
    der Intervall

Vertaal Matrix voor interval:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Intervall interval

Verwante woorden van "interval":

  • intervallen

Wiktionary: interval

interval
noun
  1. tussenperiode
  2. de afstand tussen twee verschillende tonen
interval
noun
  1. Musik: Abstand zwischen der Höhe zweier Ton

Cross Translation:
FromToVia
interval Zwischenraum; Abstand interval — distance in space
interval Intervall interval — period of time
interval Intervall interval — music: distance in pitch of notes
interval Intervall; Zeitraum; Zeitspanne window — period of time
interval Intervall; Abstand; Strecke intervalledistance d’un lieu à un autre.



Duits

Uitgebreide vertaling voor interval (Duits) in het Nederlands

Interval:

Interval [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Interval (Tonabstand)
    de toonafstand

Vertaal Matrix voor Interval:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
toonafstand Interval; Tonabstand