Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. filteren:
  2. filter:
  3. Wiktionary:
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. filtern:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor filteren (Nederlands) in het Duits

filteren:

filteren werkwoord (filter, filtert, filterde, filterden, gefilterd)

  1. filteren (doorzijgen; zeven; filtreren; ziften)
    sieben; filtrieren; filtern
    • sieben werkwoord (siebe, siebst, siebt, siebte, siebtet, gesiebt)
    • filtrieren werkwoord (filtriere, filtrierst, filtriert, filtrierte, filtriertet, gefiltriert)
    • filtern werkwoord (filtre, filterst, filtert, filterte, filtertet, gefiltert)
  2. filteren (doorsijpelen)
    filtern; filtrieren; durchsickern
    • filtern werkwoord (filtre, filterst, filtert, filterte, filtertet, gefiltert)
    • filtrieren werkwoord (filtriere, filtrierst, filtriert, filtrierte, filtriertet, gefiltriert)
    • durchsickern werkwoord (durchsickere, durchsickerst, durchsickert, durchsickerte, durchsickertet, durchgesickert)
  3. filteren
    filtern
    • filtern werkwoord (filtre, filterst, filtert, filterte, filtertet, gefiltert)

Conjugations for filteren:

o.t.t.
  1. filter
  2. filtert
  3. filtert
  4. filteren
  5. filteren
  6. filteren
o.v.t.
  1. filterde
  2. filterde
  3. filterde
  4. filterden
  5. filterden
  6. filterden
v.t.t.
  1. heb gefilterd
  2. hebt gefilterd
  3. heeft gefilterd
  4. hebben gefilterd
  5. hebben gefilterd
  6. hebben gefilterd
v.v.t.
  1. had gefilterd
  2. had gefilterd
  3. had gefilterd
  4. hadden gefilterd
  5. hadden gefilterd
  6. hadden gefilterd
o.t.t.t.
  1. zal filteren
  2. zult filteren
  3. zal filteren
  4. zullen filteren
  5. zullen filteren
  6. zullen filteren
o.v.t.t.
  1. zou filteren
  2. zou filteren
  3. zou filteren
  4. zouden filteren
  5. zouden filteren
  6. zouden filteren
en verder
  1. is gefilterd
  2. zijn gefilterd
diversen
  1. filter!
  2. filtert!
  3. gefilterd
  4. filterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor filteren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
durchsickern doorsijpelen; filteren afdruipen; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; sijpelen; uitdruppelen; wegsijpelen
filtern doorsijpelen; doorzijgen; filteren; filtreren; zeven; ziften laten doorsijpelen; percoleren
filtrieren doorsijpelen; doorzijgen; filteren; filtreren; zeven; ziften laten doorsijpelen; percoleren
sieben doorzijgen; filteren; filtreren; zeven; ziften aflezen; kiezen; laten doorsijpelen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; percoleren; schiften; selecteren; selectie toepassen; uitkiezen; uitlezen; uitpikken; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken; ziften
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
sieben zeven

Verwante woorden van "filteren":


Wiktionary: filteren


Cross Translation:
FromToVia
filteren filtern filter — to sort, sift, or isolate
filteren filtrieren filter — to pass through a filter or to act as though passing through a filter
filteren filtern; filtrieren percolate — (transitive) pass a liquid through a porous substance
filteren versickern percolate — (intransitive) drain through a porous substance
filteren filtern; durchseihen; filtrieren filtrerpasser par un filtre pour séparer un ou des éléments constituants.

filteren vorm van filter:

filter [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de filter (filterzakje)
    der Filter; die Filtertüte

filter

  1. filter (regel)
    die Regel; der Filter
    • Regel [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Filter [der ~] zelfstandig naamwoord
  2. filter
    der Filter
    • Filter [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor filter:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Filter filter; filterzakje; regel
Filtertüte filter; filterzakje
Regel filter; regel constatering; discipline; dwang; gehoorzaamheid; misselijkheid; onderwerping; ongesteldheid; onpasselijkheid; orde; regel; stelregel; tucht; vaststelling

Verwante woorden van "filter":

  • filteren, filters, filtertje, filtertjes

Wiktionary: filter

filter
noun
  1. een voorwerp met kleine gaatjes waar water of gassen doorheen kunnen om gezuiverd te worden

Cross Translation:
FromToVia
filter Filter filter — device for separating impurities from a fluid or other substance
filter Filter filter — electronics or software to separate unwanted signal
filter Filter filter — any device or procedure that acts to separate or isolate
filter Filter filtre — dispositif pour séparer



Duits

Uitgebreide vertaling voor filteren (Duits) in het Nederlands

filtern:

filtern werkwoord (filtre, filterst, filtert, filterte, filtertet, gefiltert)

  1. filtern (sieben; filtrieren)
    zeven; filteren; doorzijgen; filtreren; ziften
    • zeven werkwoord (zeef, zeeft, zeefde, zeefden, gezeefd)
    • filteren werkwoord (filter, filtert, filterde, filterden, gefilterd)
    • doorzijgen werkwoord
    • filtreren werkwoord (filtreer, filtreert, filtreerde, filtreerden, gefiltreerd)
    • ziften werkwoord (zift, ziftte, ziftten, gezift)
  2. filtern (durchsickern; filtrieren)
    filteren; doorsijpelen
    • filteren werkwoord (filter, filtert, filterde, filterden, gefilterd)
    • doorsijpelen werkwoord (sijpel door, sijpelt door, sijpelde door, sijpelden door, doorgesijpeld)
  3. filtern (filtrieren; sieben)
  4. filtern
    filteren
    • filteren werkwoord (filter, filtert, filterde, filterden, gefilterd)

Conjugations for filtern:

Präsens
  1. filtre
  2. filterst
  3. filtert
  4. filtern
  5. filtert
  6. filtern
Imperfekt
  1. filterte
  2. filtertest
  3. filterte
  4. filterten
  5. filtertet
  6. filterten
Perfekt
  1. habe gefiltert
  2. hast gefiltert
  3. hat gefiltert
  4. haben gefiltert
  5. habt gefiltert
  6. haben gefiltert
1. Konjunktiv [1]
  1. filtere
  2. filterest
  3. filtere
  4. filteren
  5. filteret
  6. filteren
2. Konjunktiv
  1. filterte
  2. filtertest
  3. filterte
  4. filterten
  5. filtertet
  6. filterten
Futur 1
  1. werde filtern
  2. wirst filtern
  3. wird filtern
  4. werden filtern
  5. werdet filtern
  6. werden filtern
1. Konjunktiv [2]
  1. würde filtern
  2. würdest filtern
  3. würde filtern
  4. würden filtern
  5. würdet filtern
  6. würden filtern
Diverses
  1. filtre!
  2. filtert!
  3. filteren Sie!
  4. gefiltert
  5. filternd
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor filtern:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
zeven Seihern; Siebe
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
doorsijpelen durchsickern; filtern; filtrieren
doorzijgen filtern; filtrieren; sieben
filteren durchsickern; filtern; filtrieren; sieben
filtreren filtern; filtrieren; sieben
laten doorsijpelen filtern; filtrieren; sieben
percoleren filtern; filtrieren; sieben
zeven filtern; filtrieren; sieben
ziften filtern; filtrieren; sieben auslesen; auswählen; herauspicken; heraussuchen; selektieren; sichten; sieben; sortieren
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
zeven sieben

Synoniemen voor "filtern":

  • abseihen; durchsieben; sieben

Wiktionary: filtern

filtern
verb
  1. door middel van een filter zuiveren of afscheiden

Cross Translation:
FromToVia
filtern filteren filter — to sort, sift, or isolate
filtern percoleren; filteren; filtreren percolate — (transitive) pass a liquid through a porous substance
filtern filteren; filtreren; zijgen filtrerpasser par un filtre pour séparer un ou des éléments constituants.