Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- filteren:
- filter:
-
Wiktionary:
- filteren → filtern, filtrieren, versickern, durchseihen
- filter → Filter
- filter → Filter
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- filtern:
-
Wiktionary:
- filtern → filtreren
- filtern → filteren, percoleren, filtreren, zijgen
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor filteren (Nederlands) in het Duits
filteren:
-
filteren (doorzijgen; zeven; filtreren; ziften)
-
filteren (doorsijpelen)
filtern; filtrieren; durchsickern-
durchsickern werkwoord (durchsickere, durchsickerst, durchsickert, durchsickerte, durchsickertet, durchgesickert)
-
filteren
Conjugations for filteren:
o.t.t.
- filter
- filtert
- filtert
- filteren
- filteren
- filteren
o.v.t.
- filterde
- filterde
- filterde
- filterden
- filterden
- filterden
v.t.t.
- heb gefilterd
- hebt gefilterd
- heeft gefilterd
- hebben gefilterd
- hebben gefilterd
- hebben gefilterd
v.v.t.
- had gefilterd
- had gefilterd
- had gefilterd
- hadden gefilterd
- hadden gefilterd
- hadden gefilterd
o.t.t.t.
- zal filteren
- zult filteren
- zal filteren
- zullen filteren
- zullen filteren
- zullen filteren
o.v.t.t.
- zou filteren
- zou filteren
- zou filteren
- zouden filteren
- zouden filteren
- zouden filteren
en verder
- is gefilterd
- zijn gefilterd
diversen
- filter!
- filtert!
- gefilterd
- filterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor filteren:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
durchsickern | doorsijpelen; filteren | afdruipen; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; sijpelen; uitdruppelen; wegsijpelen |
filtern | doorsijpelen; doorzijgen; filteren; filtreren; zeven; ziften | laten doorsijpelen; percoleren |
filtrieren | doorsijpelen; doorzijgen; filteren; filtreren; zeven; ziften | laten doorsijpelen; percoleren |
sieben | doorzijgen; filteren; filtreren; zeven; ziften | aflezen; kiezen; laten doorsijpelen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; percoleren; schiften; selecteren; selectie toepassen; uitkiezen; uitlezen; uitpikken; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken; ziften |
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
sieben | zeven |
Verwante woorden van "filteren":
Wiktionary: filteren
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• filteren | → filtern | ↔ filter — to sort, sift, or isolate |
• filteren | → filtrieren | ↔ filter — to pass through a filter or to act as though passing through a filter |
• filteren | → filtern; filtrieren | ↔ percolate — (transitive) pass a liquid through a porous substance |
• filteren | → versickern | ↔ percolate — (intransitive) drain through a porous substance |
• filteren | → filtern; durchseihen; filtrieren | ↔ filtrer — passer par un filtre pour séparer un ou des éléments constituants. |
filteren vorm van filter:
-
de filter (filterzakje)
-
filter (regel)
-
filter
Vertaal Matrix voor filter:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Filter | filter; filterzakje; regel | |
Filtertüte | filter; filterzakje | |
Regel | filter; regel | constatering; discipline; dwang; gehoorzaamheid; misselijkheid; onderwerping; ongesteldheid; onpasselijkheid; orde; regel; stelregel; tucht; vaststelling |
Verwante woorden van "filter":
Wiktionary: filter
filter
Cross Translation:
noun
-
een voorwerp met kleine gaatjes waar water of gassen doorheen kunnen om gezuiverd te worden
- filter → Filter
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• filter | → Filter | ↔ filter — device for separating impurities from a fluid or other substance |
• filter | → Filter | ↔ filter — electronics or software to separate unwanted signal |
• filter | → Filter | ↔ filter — any device or procedure that acts to separate or isolate |
• filter | → Filter | ↔ filtre — dispositif pour séparer |
Duits
Uitgebreide vertaling voor filteren (Duits) in het Nederlands
filtern:
-
filtern (sieben; filtrieren)
-
filtern (durchsickern; filtrieren)
-
filtern (filtrieren; sieben)
-
filtern
Conjugations for filtern:
Präsens
- filtre
- filterst
- filtert
- filtern
- filtert
- filtern
Imperfekt
- filterte
- filtertest
- filterte
- filterten
- filtertet
- filterten
Perfekt
- habe gefiltert
- hast gefiltert
- hat gefiltert
- haben gefiltert
- habt gefiltert
- haben gefiltert
1. Konjunktiv [1]
- filtere
- filterest
- filtere
- filteren
- filteret
- filteren
2. Konjunktiv
- filterte
- filtertest
- filterte
- filterten
- filtertet
- filterten
Futur 1
- werde filtern
- wirst filtern
- wird filtern
- werden filtern
- werdet filtern
- werden filtern
1. Konjunktiv [2]
- würde filtern
- würdest filtern
- würde filtern
- würden filtern
- würdet filtern
- würden filtern
Diverses
- filtre!
- filtert!
- filteren Sie!
- gefiltert
- filternd
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor filtern:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
zeven | Seihern; Siebe | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
doorsijpelen | durchsickern; filtern; filtrieren | |
doorzijgen | filtern; filtrieren; sieben | |
filteren | durchsickern; filtern; filtrieren; sieben | |
filtreren | filtern; filtrieren; sieben | |
laten doorsijpelen | filtern; filtrieren; sieben | |
percoleren | filtern; filtrieren; sieben | |
zeven | filtern; filtrieren; sieben | |
ziften | filtern; filtrieren; sieben | auslesen; auswählen; herauspicken; heraussuchen; selektieren; sichten; sieben; sortieren |
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
zeven | sieben |
Synoniemen voor "filtern":
Wiktionary: filtern
filtern
Cross Translation:
verb
-
door middel van een filter zuiveren of afscheiden
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• filtern | → filteren | ↔ filter — to sort, sift, or isolate |
• filtern | → percoleren; filteren; filtreren | ↔ percolate — (transitive) pass a liquid through a porous substance |
• filtern | → filteren; filtreren; zijgen | ↔ filtrer — passer par un filtre pour séparer un ou des éléments constituants. |