Nederlands
Uitgebreide vertaling voor aftrap (Nederlands) in het Duits
aftrap:
Vertaal Matrix voor aftrap:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Abstoß | aftrap | doeltrap; uittrap |
Verwante woorden van "aftrap":
Wiktionary: aftrap
aftrap
Cross Translation:
noun
-
de eerste trap vanuit de middencirkel bij het begin van speeltijd van een voetbalwedstrijd
- aftrap → Anstoß
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aftrap | → Anstoß | ↔ coup d’envoi — (sport) commencement d’un match de sport. |
aftrappen:
-
aftrappen
-
aftrappen
Conjugations for aftrappen:
o.t.t.
- trap af
- trapt af
- trapt af
- trappen af
- trappen af
- trappen af
o.v.t.
- trapte af
- trapte af
- trapte af
- trapten af
- trapten af
- trapten af
v.t.t.
- heb afgetrapt
- hebt afgetrapt
- heeft afgetrapt
- hebben afgetrapt
- hebben afgetrapt
- hebben afgetrapt
v.v.t.
- had afgetrapt
- had afgetrapt
- had afgetrapt
- hadden afgetrapt
- hadden afgetrapt
- hadden afgetrapt
o.t.t.t.
- zal aftrappen
- zult aftrappen
- zal aftrappen
- zullen aftrappen
- zullen aftrappen
- zullen aftrappen
o.v.t.t.
- zou aftrappen
- zou aftrappen
- zou aftrappen
- zouden aftrappen
- zouden aftrappen
- zouden aftrappen
diversen
- trap af!
- trapt af!
- afgetrapt
- aftrappende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor aftrappen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
anstoßen | aftrappen | aankloppen; aanstoten; aantikken; een por geven; kloppen; porren; proosten; stoten; tikken |
von sich treten | aftrappen | |
wegtreten | aftrappen | wegstoten; wegtrappen |