Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor zwelling (Nederlands) in het Duits

zwelling:

zwelling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de zwelling (bolling; steenpuist; bobbel; )
    die Aufgeschwollenheit; die Beule; die Schwellung; die Aufgedunsenheit
  2. de zwelling (opgezwollen plek; opzetting)
    die Schwellung; die Beule
    • Schwellung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Beule [die ~] zelfstandig naamwoord
  3. de zwelling (bolling; bobbel; pukkel; )
    die Beule; der Höcker; der Wulst; die Schwellung
    • Beule [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Höcker [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Wulst [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Schwellung [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor zwelling:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Aufgedunsenheit bobbel; bolling; buil; bult; dikte; opgezwollen plek; steenpuist; zwelling
Aufgeschwollenheit bobbel; bolling; buil; bult; dikte; opgezwollen plek; steenpuist; zwelling
Beule bobbel; bolling; buil; bult; dikte; opgezwollen plek; opzetting; pukkel; steenpuist; zwelling beurse plek; bluts; bobbel; buil; bult; deuk; instulping; knobbel
Höcker bobbel; bolling; buil; bult; opgezwollen plek; opzetting; pukkel; zwelling bochel; bult
Schwellung bobbel; bolling; buil; bult; dikte; opgezwollen plek; opzetting; pukkel; steenpuist; zwelling glooiende heuvel; verdikking
Wulst bobbel; bolling; buil; bult; opgezwollen plek; opzetting; pukkel; zwelling bobbel; uitpuiling; uitstulping

Verwante woorden van "zwelling":

  • zwellingen