Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- zweem:
- zwemen:
-
Wiktionary:
- zweem → Spur, Hauch, Schimmer, Beigeschmack
- zweem → Beigeschmack, Schatten
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor zweem (Nederlands) in het Duits
zweem:
Vertaal Matrix voor zweem:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Ahnung | greintje; zweem | beschuldiging; gevoel; instinct; intuïtie; sjoege; verdenking; voorgevoel |
Anflug | flinter; floers; schijntje; snufje; vleugje; waas; zweem | heiigheid; waas |
Anstrich | flinter; floers; schijntje; snufje; vleugje; waas; zweem | schilderwerk; verf; vernis; vernisje |
Schimmer | flinter; floers; greintje; klein beetje; schijntje; snufje; vleugje; waas; zweem; zweempje | aanwijzing; flakkering; flikkering; geflikker; glans; glanslaag; glanzen; glimmen; gloed; licht verspreiden; restjes; schijn; schijnen; schijnsel; schittering; sprankjes; straling; tip; vingerwenk; vingerwijzing; wenk; zweempjes |
Spur | flinter; floers; schijntje; snufje; vleugje; waas; zweem | aanwijzing; eigenschap; karakterisering; karakteristiek; kenmerk; scheutje; snuifje; spoor; tip; typering; vingerwenk; vingerwijzing; voetspoor; wenk |
klein Bischen | klein beetje; zweem; zweempje |
Verwante woorden van "zweem":
Wiktionary: zweem
zweem
Cross Translation:
noun
zweem
-
spoor.
- zweem → Spur; Hauch; Schimmer; Beigeschmack
noun
-
sehr kleine Menge
-
hinweisgebende Hinterlassenschaft
-
leichter, schwacher Anschein
-
übertragen: ein nebensächlicher, meist unerwünschter Anteil einer Sache (z.B. einer Äußerung)
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• zweem | → Schatten | ↔ ombre — obscurité relatif que cause un corps opaque en intercepter la lumière. |
zwemen:
-
zwemen (wazen)
-
zwemen (toeneigen; tenderen naar)
Conjugations for zwemen:
o.t.t.
- zweem
- zweemt
- zweemt
- zwemen
- zwemen
- zwemen
o.v.t.
- zweemde
- zweemde
- zweemde
- zweemden
- zweemden
- zweemden
v.t.t.
- heb gezweemd
- hebt gezweemd
- heeft gezweemd
- hebben gezweemd
- hebben gezweemd
- hebben gezweemd
v.v.t.
- had gezweemd
- had gezweemd
- had gezweemd
- hadden gezweemd
- hadden gezweemd
- hadden gezweemd
o.t.t.t.
- zal zwemen
- zult zwemen
- zal zwemen
- zullen zwemen
- zullen zwemen
- zullen zwemen
o.v.t.t.
- zou zwemen
- zou zwemen
- zou zwemen
- zouden zwemen
- zouden zwemen
- zouden zwemen
diversen
- zweem!
- zweemt!
- gezweemd
- zwemend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor zwemen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Häuche | wazen; zwemen | |
Schimmern | wazen; zwemen | fonkeling; gefonkel; glans; glinstering; luister; schitteren |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
zuneigen | tenderen naar; toeneigen; zwemen |