Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. zomer:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor zomeren (Nederlands) in het Duits

zomer:

zomer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de zomer
    der Sommer
    • Sommer [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor zomer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Sommer zomer

Verwante woorden van "zomer":

  • zomeren, zomers, zomertje, zomertjes

Antoniemen van "zomer":


Verwante definities voor "zomer":

  1. jaargetijde dat loopt van 21 juni tot 23 september1
    • in de zomer is het vaak warm1

Wiktionary: zomer

zomer
noun
  1. jaargetijde tussen lente en herfst
zomer
noun
  1. wärmste Jahreszeit, liegt zwischen Frühling und Herbst, meteorologisch vom 1. Juni bis 31. August

Cross Translation:
FromToVia
zomer Sommer summer — hottest season
zomer Sommer; Hochsommer été — Saison chaude de l’année