Nederlands
Uitgebreide vertaling voor zinderend (Nederlands) in het Duits
zinderend:
-
zinderend (sensationeel; spannend; adembenemend; boeiend; opwindend; pakkend; meeslepend)
sensationell; ergreifend; aufsehenerregend-
sensationell bijvoeglijk naamwoord
-
ergreifend bijvoeglijk naamwoord
-
aufsehenerregend bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor zinderend:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
aufsehenerregend | adembenemend; boeiend; meeslepend; opwindend; pakkend; sensationeel; spannend; zinderend | aandachttrekkend; geruchtmakend; opzienbarend |
ergreifend | adembenemend; boeiend; meeslepend; opwindend; pakkend; sensationeel; spannend; zinderend | aandoenlijke; aangrijpend; beheksend; betoverend; boeiend; charmant; emotioneel; genegenheid opwekkend; groots; hartbrekend; hartroerend; hartveroverend; hartverscheurend; imponerend; imposant; indrukwekkend; innemend; luisterrijk; magnifiek; meeslepend; minzaam; ontroerend; ontzagwekkend; pakkend; prachtig; roerend; schitterend; zeer boeiend |
sensationell | adembenemend; boeiend; meeslepend; opwindend; pakkend; sensationeel; spannend; zinderend | aandachttrekkend |
zinderend vorm van zinderen:
-
zinderen
Conjugations for zinderen:
o.t.t.
- zinder
- zindert
- zindert
- zinderen
- zinderen
- zinderen
o.v.t.
- zinderde
- zinderde
- zinderde
- zinderden
- zinderden
- zinderden
v.t.t.
- heb gezinderd
- hebt gezinderd
- heeft gezinderd
- hebben gezinderd
- hebben gezinderd
- hebben gezinderd
v.v.t.
- had gezinderd
- had gezinderd
- had gezinderd
- hadden gezinderd
- hadden gezinderd
- hadden gezinderd
o.t.t.t.
- zal zinderen
- zult zinderen
- zal zinderen
- zullen zinderen
- zullen zinderen
- zullen zinderen
o.v.t.t.
- zou zinderen
- zou zinderen
- zou zinderen
- zouden zinderen
- zouden zinderen
- zouden zinderen
diversen
- zinder!
- zindert!
- gezinderd
- zinderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor zinderen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
zittern | zinderen | beven; bibberen; klappertanden; kleumen; koulijden; rillen; sidderen; trillen; vibreren |