Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. zich uitrusten:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor zich uitrusten (Nederlands) in het Duits

zich uitrusten:

zich uitrusten werkwoord

  1. zich uitrusten (toerusten; uitrusten)
    ausrüsten; rüsten
    • ausrüsten werkwoord (rüste aus, rüstest aus, rüstet aus, rüstete aus, rüstetet aus, ausgerüstet)
    • rüsten werkwoord (rüste, rüstest, rüstet, rüstete, rüstetet, gerüstet)

Vertaal Matrix voor zich uitrusten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ausrüsten toerusten; uitrusten; zich uitrusten gladmaken; gladwrijven; outilleren
rüsten toerusten; uitrusten; zich uitrusten

Verwante vertalingen van zich uitrusten