Nederlands

Uitgebreide vertaling voor zeuren (Nederlands) in het Duits

zeuren:

zeuren werkwoord (zeur, zeurt, zeurde, zeurden, gezeurd)

  1. zeuren (klagen)
    klagen; sich beschweren; beanstanden; reklamieren
    • klagen werkwoord (klage, klagst, klagt, klagte, klagtet, geklagt)
    • sich beschweren werkwoord (beschwere mich, beschwerst dich, beschwert sich, beschwerte sich, beschwertet euch, sich beschwert)
    • beanstanden werkwoord (beanstande, beanstandest, beanstandet, beanstandete, beanstandetet, beangestandet)
    • reklamieren werkwoord (reklamiere, reklamierst, reklamiert, reklamierte, reklamiertet, reklamiert)
  2. zeuren (drammen; aandringen; doordrukken; doordrammen)
    nerven; drängen; durchstoßen; einrammen; einhämmern
    • nerven werkwoord
    • drängen werkwoord (dränge, drängst, drängt, drängte, drängtet, gedrängt)
    • durchstoßen werkwoord (durchstoße, durchstößst, durchstößt, durchstieß, durchstießt, durchstoßen)
    • einrammen werkwoord (ramme ein, rammst ein, rammt ein, rammte ein, rammtet ein, eingerammt)
    • einhämmern werkwoord (hämmere ein, hämmerst ein, hämmert ein, hämmerte ein, hämmertet ein, eingehämmert)
  3. zeuren (kankeren)
    schimpfen
    • schimpfen werkwoord (schimpfe, schimpfst, schimpft, schimpfte, schimpftet, geschimpft)
  4. zeuren (talmen; hannesen; zeiken; )
    zügern; zweifeln; zaudern
    • zügern werkwoord
    • zweifeln werkwoord (zweifele, zweifelst, zweifelt, zweifelte, zweifeltet, gezweifelt)
    • zaudern werkwoord (zaudere, zauderst, zaudert, zauderte, zaudertet, gezaudert)

Conjugations for zeuren:

o.t.t.
  1. zeur
  2. zeurt
  3. zeurt
  4. zeuren
  5. zeuren
  6. zeuren
o.v.t.
  1. zeurde
  2. zeurde
  3. zeurde
  4. zeurden
  5. zeurden
  6. zeurden
v.t.t.
  1. heb gezeurd
  2. hebt gezeurd
  3. heeft gezeurd
  4. hebben gezeurd
  5. hebben gezeurd
  6. hebben gezeurd
v.v.t.
  1. had gezeurd
  2. had gezeurd
  3. had gezeurd
  4. hadden gezeurd
  5. hadden gezeurd
  6. hadden gezeurd
o.t.t.t.
  1. zal zeuren
  2. zult zeuren
  3. zal zeuren
  4. zullen zeuren
  5. zullen zeuren
  6. zullen zeuren
o.v.t.t.
  1. zou zeuren
  2. zou zeuren
  3. zou zeuren
  4. zouden zeuren
  5. zouden zeuren
  6. zouden zeuren
diversen
  1. zeur!
  2. zeurt!
  3. gezeurd
  4. zeurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor zeuren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beanstanden klagen; zeuren aanmerking maken; afkeuren; afkraken; bediscussiëren; bepraten; bespreken; bezwaar aantekenen; bezwaar maken; bezwaren; doorpraten; doorspreken; een klacht indienen; eisen; hekelen; katten; klagen; kraken; kritiseren; ongeschikt verklaren; praten over; reclameren; vitten; zich beklagen; zijn beklag indienen
drängen aandringen; doordrammen; doordrukken; drammen; zeuren doordrukken; doorstoten; drukkend door iets heen brengen; stuwen; voortstuwen; vooruitduwen
durchstoßen aandringen; doordrammen; doordrukken; drammen; zeuren door iets heen drukken; doorboren; doorbreken; doordrukken; doorsteken; doorstoten; drukkend door iets heen brengen; erdoor steken; gaatjes maken in; perforeren
einhämmern aandringen; doordrammen; doordrukken; drammen; zeuren heien; inhameren; inprenten; instampen; klinken; op het hart drukken; spijkeren; timmeren; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren
einrammen aandringen; doordrammen; doordrukken; drammen; zeuren binnenrammen; door iets heen drukken; doordrukken; doorstoten; heien; inheien
klagen klagen; zeuren bezwaar aantekenen; bezwaar maken; bezwaren; condoleren; een klacht indienen; eisen; etteren; griepen; jammeren; jeremiëren; klagen; klieren; medeleven betuigen; misnoegen uiten; over iets mopperen; reclameren; weeklagen; zeiken; zich beklagen; zijn beklag indienen
nerven aandringen; doordrammen; doordrukken; drammen; zeuren etteren; vervelend doen
reklamieren klagen; zeuren bezwaar aantekenen; bezwaar maken; bezwaren; een klacht indienen; eisen; klagen; reclameren; zijn beklag indienen
schimpfen kankeren; zeuren beledigen; brommen; donderen; foeteren; fulmineren; kankeren; kiften; kijven; klagen; knorren; knorrend geluid maken; krakelen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen; razen; ruzie maken; ruziën; schelden; te keer gaan; tekeergaan; tieren; twisten; uit de slof schieten; uitfoeteren; uitjouwen; uitkafferen; uitmaken voor; uitschelden; uitvaren; uitvloeken
sich beschweren klagen; zeuren bezwaar aantekenen; bezwaar maken; bezwaren; een klacht indienen; klagen; misnoegen uiten; over iets mopperen; zich beklagen; zijn beklag indienen
zaudern aarzelen; dralen; drentelen; druilen; hannesen; talmen; teuten; treuzelen; zaniken; zeiken; zeuren aarzelen; dubben; rekken; talmen; temporiseren; vertragen; weifelen
zweifeln aarzelen; dralen; drentelen; druilen; hannesen; talmen; teuten; treuzelen; zaniken; zeiken; zeuren aarzelen; dubben; onzeker zijn; talmen; twijfelen; weifelen
zügern aarzelen; dralen; drentelen; druilen; hannesen; talmen; teuten; treuzelen; zaniken; zeiken; zeuren

Verwante woorden van "zeuren":


Synoniemen voor "zeuren":


Verwante definities voor "zeuren":

  1. er op een vervelende manier telkens weer over praten of om vragen1
    • de kinderen zeuren om snoep1

Wiktionary: zeuren

zeuren
verb
  1. veelvuldig en langdurig klagen over weinig belangrijke zaken
zeuren
Cross Translation:
FromToVia
zeuren nörgeln nag — complain about insignificant matters
zeuren Jaulen; Heulen; Jammern whine — a long-drawn, high-pitched complaining cry or sound
zeuren jaulen; heulen; jammern; quengeln whine — to complain or protest with a whine or as if with a whine
zeuren jammern; meckern; plärren whinge — to complain or protest

zeuren vorm van zeur:

zeur [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de zeur (zeurkous; geitenbreier; zeikerd; zemel; zeurpiet)
    der Meckerer; der Ekel; der Griesgram; der Nölpeter; der Nörgler; der Quengler; der Meckerfritze; die Nölsuse

Vertaal Matrix voor zeur:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Ekel geitenbreier; zeikerd; zemel; zeur; zeurkous; zeurpiet afgrijzen; deugniet; ellendeling; engerd; fielt; griezel; griezeltje; gruwen; guit; hork; kinkel; klier; kreng; lomperd; mispunt; naarling; proleet; rakker; rotzak; schoft; schurk; smeerlap; smiecht; snaak; stinkerd; stuk ongeluk; vlegel; walging; weerzin
Griesgram geitenbreier; zeikerd; zemel; zeur; zeurkous; zeurpiet brombeer; brompot; droefenis; grompot; kankeraar; kniesoor; knorrepot; moeilijkheid; mopperaar; narigheid; penarie; piekeraar; probleem; sjacherijn; tobber; treurnis; verdriet
Meckerer geitenbreier; zeikerd; zemel; zeur; zeurkous; zeurpiet brombeer; brompot; grompot; kankeraar; klooier; knorrepot; mopperaar
Meckerfritze geitenbreier; zeikerd; zemel; zeur; zeurkous; zeurpiet
Nölpeter geitenbreier; zeikerd; zemel; zeur; zeurkous; zeurpiet
Nölsuse geitenbreier; zeikerd; zemel; zeur; zeurkous; zeurpiet
Nörgler geitenbreier; zeikerd; zemel; zeur; zeurkous; zeurpiet brombeer; brompot; grompot; hannes; kankeraar; knorrepot; mopperaar; sijsjeslijmer; slak; sukkel; talmer; teut; treuzel; treuzelaar; treuzelkous; vitter; zeurpieten
Quengler geitenbreier; zeikerd; zemel; zeur; zeurkous; zeurpiet

Verwante woorden van "zeur":


Wiktionary: zeur


Cross Translation:
FromToVia
zeur Nervensäge scie — Personne ou chose désagréable ou ennuyeuse.