Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- zedigheid:
- zedig:
-
Wiktionary:
- zedigheid → Keuschheit, Bescheidenheit, Demut
- zedig → prüde
- zedig → prüde, zimperlich, anspruchslos, bescheiden
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor zedigheid (Nederlands) in het Duits
zedigheid:
-
de zedigheid (ingetogenheid)
-
de zedigheid (onbevlektheid; kuisheid; reinheid; onschuldigheid; onbezoedeldheid)
Vertaal Matrix voor zedigheid:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Keuschheit | kuisheid; onbevlektheid; onbezoedeldheid; onschuldigheid; reinheid; zedigheid | keurigheid; netheid; onberispelijkheid; opgeruimdheid; ordelijkheid; properheid; smetteloosheid |
Unbeflecktheit | kuisheid; onbevlektheid; onbezoedeldheid; onschuldigheid; reinheid; zedigheid | |
Zurückgezogenheit | ingetogenheid; zedigheid | teruggetrokkenheid |
Verwante woorden van "zedigheid":
zedig:
-
zedig (deugdzaam; eerzaam)
höflich; sittsam; angemessen; ordentlich; anständig; ehrenwert; artig; wohlerzogen; galant; schicklich; tugendhaft; ehrbar; achtenswert; wohlanständig-
höflich bijvoeglijk naamwoord
-
sittsam bijvoeglijk naamwoord
-
angemessen bijvoeglijk naamwoord
-
ordentlich bijvoeglijk naamwoord
-
anständig bijvoeglijk naamwoord
-
ehrenwert bijvoeglijk naamwoord
-
artig bijvoeglijk naamwoord
-
wohlerzogen bijvoeglijk naamwoord
-
galant bijvoeglijk naamwoord
-
schicklich bijvoeglijk naamwoord
-
tugendhaft bijvoeglijk naamwoord
-
ehrbar bijvoeglijk naamwoord
-
achtenswert bijvoeglijk naamwoord
-
wohlanständig bijvoeglijk naamwoord
-
-
zedig (kuis; eerbaar)
Vertaal Matrix voor zedig:
Verwante woorden van "zedig":
Wiktionary: zedig
zedig
Cross Translation:
adjective
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• zedig | → prüde; zimperlich | ↔ bégueule — (familier, fr) Sottement pudibond, exagérément prude et qui se donne des airs de vertu. |
• zedig | → anspruchslos; bescheiden | ↔ modeste — Qui a de la retenue, de la modération, qui ne donner dans aucun excès. |