Nederlands

Uitgebreide vertaling voor zaakjes (Nederlands) in het Duits

zaakjes:

zaakjes [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de zaakjes (spullen; dingen; zaken; goedje; waar)
    die Sachen; die Dinge; die Dinger; Zeug; die Güter; die Besitztümer; Inventar
    • Sachen [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Dinge [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Dinger [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Zeug [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Güter [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Besitztümer [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Inventar [das ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor zaakjes:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Besitztümer dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken bezittingen; eigendommen
Dinge dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken
Dinger dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken
Güter dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken bezittingen; eigendommen; goederen; handelsgoederen; handelswaar; koopwaar; onroerende goederen; onroerende zaken; vastgoed; verbruiksgoederen; waar; waren
Inventar dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken boedel; huisraad; inboedel; inventaris; voorraad
Sachen dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken artikel; ding; goed; item; object; voorwerp; zaak
Zeug dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken artikel; bocht; broeden; ding; draai; gebroed; gewaad; goed; goedje; item; junk; kledingmateriaal; kleren; kromming; kromte; materiaal; object; prullaria; rommel; spul; tenue; voorwerp; zaak

Verwante woorden van "zaakjes":


zaak:

zaak [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de zaak (aangelegenheid; geval; kwestie; affaire)
    die Sache; die Angelegenheit; die Affäre; die Frage
    • Sache [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Angelegenheit [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Affäre [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Frage [die ~] zelfstandig naamwoord
  2. de zaak (voorwerp; goed; artikel; )
    der Artikel; Ding; Objekt; die Sache; die Ware; der Gegenstand; Gerät; die Gegenstände; Zeug; die Sachen
    • Artikel [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Ding [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Objekt [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Sache [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Ware [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Gegenstand [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Gerät [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Gegenstände [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Zeug [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Sachen [die ~] zelfstandig naamwoord
  3. de zaak (transactie; deal)
    die Transaktion; Geschäft; der Handel; die Geschäfte
  4. de zaak (firma; bedrijf; onderneming)
    der Betrieb; die Firma; Unternehmen; der Geschäftsbetrieb; Handelsunternehmen; die Holdinggesellschaft; die Holding
  5. de zaak (winkelbedrijf; handel; nering; kleine onderneming; bedrijf)
    Geschäft; der Laden; der Handelsbetrieb
  6. de zaak (winkelzaak; winkel)
    Geschäft
  7. de zaak (kwestie; geval)
    die Sache; die Angelegenheit
  8. de zaak (handelsonderneming; handelszaak)
    Handelsgeschäft

Vertaal Matrix voor zaak:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Affäre aangelegenheid; affaire; geval; kwestie; zaak affaire; avontuurtje; liaison; liefdesrelatie; relatie; slippertje; verhouding
Angelegenheit aangelegenheid; affaire; geval; kwestie; zaak affaire; issue; kwestie; liaison; liefdesrelatie; punt; relatie; verhouding
Artikel artikel; ding; goed; item; object; voorwerp; zaak artikel; artikelen; brokje; eindje; essay; fragmentje; klein stukje; koopwaar; lidwoord; lidwoorden; partje; snippertje; stukje; verhandeling; voorwerpen; waar; wetsartikel
Betrieb bedrijf; firma; onderneming; zaak bedrijf; coöperatie; drukte; fabriek; firma; gedrang; handelsbedrijf; handelshuis; herrie; kabaal; kouwe drukte; lawaai; leven; maatschap; maatschappij; onderneming; ophef; rumoer; spektakel; toeloop; toevloed; vennootschap
Ding artikel; ding; goed; item; object; voorwerp; zaak bagatel; dingetje; dreumes; futiliteit; hummel; kind; klein kind; klein meisje; kleine jongen; kleinigheid; kleintje; kleuter; niemendalletje; onbelangrijk iets; peulenschil; peuter; uk; wissewasje; worm; wurm
Firma bedrijf; firma; onderneming; zaak Bedrijf; Collega's; account; bedrijf; coöperatie; firma; handelsbedrijf; handelshuis; maatschap; maatschappij; onderneming; vennootschap; zakelijke account
Frage aangelegenheid; affaire; geval; kwestie; zaak issue; kwestie; punt; vraag
Gegenstand artikel; ding; goed; item; object; voorwerp; zaak
Gegenstände artikel; ding; goed; item; object; voorwerp; zaak
Gerät artikel; ding; goed; item; object; voorwerp; zaak apparaat; apparatuur; gereedschap; gereedschappen; gerei; handgereedschap; handwerktuig; instrument; instrumenten; machine; mobiele telefoon; werktuig; werktuigen
Geschäft bedrijf; deal; handel; kleine onderneming; nering; transactie; winkel; winkelbedrijf; winkelzaak; zaak bergplaats; depot; opslagplaats; opslagruimte; pakhuis; voorraadschuur; warenhuis
Geschäfte deal; transactie; zaak aangelegenheden; affaires; bergplaats; commercie; depot; handel; opslagplaats; opslagruimte; pakhuis; voorraadschuur; warenhuis; wereldse zaken; zaken
Geschäftsbetrieb bedrijf; firma; onderneming; zaak bedrijf; handelsbedrijf
Handel deal; transactie; zaak ambacht; commercie; goederenhandel; handel; handelsverkeer; koophandel; markt; métier; negotie; stiel; vak
Handelsbetrieb bedrijf; handel; kleine onderneming; nering; winkelbedrijf; zaak
Handelsgeschäft handelsonderneming; handelszaak; zaak corporatie; handelsmaatschappij; handelsonderneming; handelsvennootschap; handelsvereniging; handelsverrichting; onderneming
Handelsunternehmen bedrijf; firma; onderneming; zaak bedrijf; concern; corporatie; handelsbedrijf; handelsfirma; handelshuis; handelsmaatschappij; handelsonderneming; handelsvennootschap; handelsvereniging; onderneming
Holding bedrijf; firma; onderneming; zaak holding
Holdinggesellschaft bedrijf; firma; onderneming; zaak houdstermaatschappij
Laden bedrijf; handel; kleine onderneming; nering; winkelbedrijf; zaak laden; winkelruimte
Objekt artikel; ding; goed; item; object; voorwerp; zaak geval; meewerkend voorwerp; object; probleemgeval
Sache aangelegenheid; affaire; artikel; ding; geval; goed; item; kwestie; object; voorwerp; zaak affaire; gezichtshoek; gezichtspunt; invalshoek; issue; kwestie; liaison; liefdesrelatie; oogpunt; perspectief; punt; relatie; standpunt; verhouding; zienswijs
Sachen artikel; ding; goed; item; object; voorwerp; zaak dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken
Transaktion deal; transactie; zaak transactie
Unternehmen bedrijf; firma; onderneming; zaak bedrijf; concern; grote organisatie; handelsbedrijf; onderneming
Ware artikel; ding; goed; item; object; voorwerp; zaak basisproduct; goederen; handelsgoederen; handelswaar; koopwaar; product; verbruiksgoederen; waar; waren
Zeug artikel; ding; goed; item; object; voorwerp; zaak bocht; broeden; dingen; draai; gebroed; gewaad; goed; goedje; junk; kledingmateriaal; kleren; kromming; kromte; materiaal; prullaria; rommel; spul; spullen; tenue; waar; zaakjes; zaken
- bedrijf; ding; kwestie; onderneming
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Artikel artikel; bericht; item
Geschäft Werk

Verwante woorden van "zaak":


Synoniemen voor "zaak":


Verwante definities voor "zaak":

  1. plaats waar men iets maakt of doet om geld te verdienen1
    • Arie heeft een eigen zaak1
  2. waar het over gaat1
    • dit is een zaak voor de politie1
  3. voorwerp1
    • op de markt kun je allerlei zaken kopen1

Wiktionary: zaak

zaak
  1. Unternehmen, Firma
noun
  1. Rechtswissenschaft, Polizei, Medizin: Untersuchungsgegenstand

Cross Translation:
FromToVia
zaak Unternehmen; Geschäft business — commercial enterprise or establishment
zaak Unternehmen; Firma; Gesellschaft company — in legal context, a corporation
zaak Schuppen; Laden joint — business
zaak Kramladen; Laden; Einzelhandelsgeschäft boutiquemagasin, partie de façade du rez-de-chaussée d’une maison consacrée à un commerce de détail ou, à la fois, à la fabrication et à la vente.
zaak Grund; Rechtsfall; Rechtssache; Ursache; Verursachung; Angelegenheit; Ding; Sache; Werk; Affäre; Geschichte; Fall; Anlaß; Veranlassung cause — Ce qui fait qu’une chose est ou s’opère.
zaak Geschäft; Laden; Kramladen; Einzelhandelsgeschäft magasin — commerce|nocat=1 boutique plus ou moins considérable, où l’on vendre des marchandises, en gros ou au détail.

zaakje:

zaakje [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het zaakje (incident)
    der Zwischenfall

Vertaal Matrix voor zaakje:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Zwischenfall incident; zaakje casus; geval; kwestie

Verwante woorden van "zaakje":