Nederlands
Uitgebreide vertaling voor zaaien (Nederlands) in het Duits
zaaien:
Conjugations for zaaien:
o.t.t.
- zaai
- zaait
- zaait
- zaaien
- zaaien
- zaaien
o.v.t.
- zaaide
- zaaide
- zaaide
- zaaiden
- zaaiden
- zaaiden
v.t.t.
- heb gezaaid
- hebt gezaaid
- heeft gezaaid
- hebben gezaaid
- hebben gezaaid
- hebben gezaaid
v.v.t.
- had gezaaid
- had gezaaid
- had gezaaid
- hadden gezaaid
- hadden gezaaid
- hadden gezaaid
o.t.t.t.
- zal zaaien
- zult zaaien
- zal zaaien
- zullen zaaien
- zullen zaaien
- zullen zaaien
o.v.t.t.
- zou zaaien
- zou zaaien
- zou zaaien
- zouden zaaien
- zouden zaaien
- zouden zaaien
diversen
- zaai!
- zaait!
- gezaaid
- zaaiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor zaaien:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
ausstreuen | bezaaien; inzaaien; zaaien | een boodschap uitdragen; rondstrooien; uitdragen; uitstrooien; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verkondigen; verspreiden; verstrooien |
aussäen | bezaaien; inzaaien; zaaien | een boodschap uitdragen; rondstrooien; uitdragen; uitstrooien; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verkondigen; verspreiden; verstrooien |
bestreuen | bezaaien; inzaaien; zaaien | bestrooien; bezaaien |
besäen | bezaaien; inzaaien; zaaien | bestrooien; bezaaien |
einsäen | bezaaien; inzaaien; zaaien | aardappelen poten; poten |
saën | bezaaien; inzaaien; zaaien | |
streuen | bezaaien; inzaaien; zaaien | rondstrooien; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verstrooien |