Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- wijd:
- wijden:
-
Wiktionary:
- wijd → weit
- wijd → breit, weit, reichlich, überflüssig, überschüssig, versehen, ausgedehnt, geräumig, umfassend, umfangreich
- wijden → widmen, segnen, einsegnen, benedeien
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor wijd (Nederlands) in het Duits
wijd:
-
wijd (ruim)
weit; umfangreich; weitgehend; viel umfassend-
weit bijvoeglijk naamwoord
-
umfangreich bijvoeglijk naamwoord
-
weitgehend bijvoeglijk naamwoord
-
viel umfassend bijvoeglijk naamwoord
-
-
wijd (breed)
– met veel ruimte van zijkant naar zijkant 1
Vertaal Matrix voor wijd:
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | breed | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
breit | breed; wijd | breed; breedgeschouderd; fors; in details; uit de kluiten gewassen; uitgewerkt |
umfangreich | ruim; wijd | corpulent; dik; extensief; gezet; in details; lijvig; uitgebreid; uitgewerkt; zwaarlijvig |
viel umfassend | ruim; wijd | |
weit | breed; ruim; wijd | in details; uitgewerkt |
weitgehend | ruim; wijd | in details; uitgewerkt; verregaand |
Verwante woorden van "wijd":
Synoniemen voor "wijd":
Antoniemen van "wijd":
Verwante definities voor "wijd":
Wiktionary: wijd
wijd
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• wijd | → breit; weit | ↔ wide — having a large physical extent from side to side |
• wijd | → reichlich; überflüssig; überschüssig; versehen; ausgedehnt; geräumig; weit; breit; umfassend; umfangreich | ↔ ample — Qui dépasser en largeur et en longueur la mesure ordinaire. |
• wijd | → breit; reichlich; überflüssig; überschüssig; versehen; ausgedehnt; geräumig; weit; umfassend; umfangreich | ↔ large — Qualifie un corps considérer dans l’extension qu’il a d’un de ses côtés à l’autre, lorsqu'on parle de sa plus petite longueur, par opposition à long. |
• wijd | → ausgedehnt; geräumig; weit; umfassend; umfangreich | ↔ étendu — grand, large, vaste. |
wijd vorm van wijden:
-
wijden (inzegenen; zegenen; heiligen; inwijden)
weihen; einweihen; inaugurieren; einsegnen; initiieren-
inaugurieren werkwoord (inauguriere, inaugurierst, inauguriert, inaugurierte, inauguriertet, inauguriert)
Conjugations for wijden:
o.t.t.
- wijd
- wijdt
- wijdt
- wijden
- wijden
- wijden
o.v.t.
- wijdde
- wijdde
- wijdde
- wijdden
- wijdden
- wijdden
v.t.t.
- heb gewijd
- hebt gewijd
- heeft gewijd
- hebben gewijd
- hebben gewijd
- hebben gewijd
v.v.t.
- had gewijd
- had gewijd
- had gewijd
- hadden gewijd
- hadden gewijd
- hadden gewijd
o.t.t.t.
- zal wijden
- zult wijden
- zal wijden
- zullen wijden
- zullen wijden
- zullen wijden
o.v.t.t.
- zou wijden
- zou wijden
- zou wijden
- zouden wijden
- zouden wijden
- zouden wijden
diversen
- wijd!
- wijdt!
- gewijd
- wijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor wijden:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
einsegnen | heiligen; inwijden; inzegenen; wijden; zegenen | inaugureren; inhuldigen; inwijden; plechtig bevestigen |
einweihen | heiligen; inwijden; inzegenen; wijden; zegenen | |
inaugurieren | heiligen; inwijden; inzegenen; wijden; zegenen | afstemmen; inaugureren; inhuldigen; instellen; inwijden; plechtig bevestigen |
initiieren | heiligen; inwijden; inzegenen; wijden; zegenen | afstemmen; initiëren; instellen; op gang brengen |
weihen | heiligen; inwijden; inzegenen; wijden; zegenen |
Wiktionary: wijden
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• wijden | → widmen | ↔ dedicate — to set apart for a deity or for religious purposes; consecrate |
• wijden | → widmen | ↔ devote — to commit oneself for a certain matter |
• wijden | → segnen; einsegnen; benedeien | ↔ bénir — (religion) consacrer au culte, au service divin avec certaines cérémonies. |