Nederlands
Uitgebreide vertaling voor wettigen (Nederlands) in het Duits
wettigen:
-
wettigen (rechtvaardigen)
rechtfertigen; verantworten-
rechtfertigen werkwoord (rechtfertige, rechtfertigst, rechtfertigt, rechtfertigte, rechtfertigtet, gerechtfertigt)
-
verantworten werkwoord (verantworte, verantwortest, verantwortet, verantwortete, verantwortetet, verantwortet)
-
Conjugations for wettigen:
o.t.t.
- wettig
- wettigt
- wettigt
- wettigen
- wettigen
- wettigen
o.v.t.
- wettigde
- wettigde
- wettigde
- wettigden
- wettigden
- wettigden
v.t.t.
- heb gewettigd
- hebt gewettigd
- heeft gewettigd
- hebben gewettigd
- hebben gewettigd
- hebben gewettigd
v.v.t.
- had gewettigd
- had gewettigd
- had gewettigd
- hadden gewettigd
- hadden gewettigd
- hadden gewettigd
o.t.t.t.
- zal wettigen
- zult wettigen
- zal wettigen
- zullen wettigen
- zullen wettigen
- zullen wettigen
o.v.t.t.
- zou wettigen
- zou wettigen
- zou wettigen
- zouden wettigen
- zouden wettigen
- zouden wettigen
diversen
- wettig!
- wettigt!
- gewettigd
- wettigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor wettigen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
rechtfertigen | rechtvaardigen; wettigen | goedpraten; rechtpraten; verantwoorden |
verantworten | rechtvaardigen; wettigen | aansprakelijk zijn; aansprakelijk zijn voor; goedpraten; rechtpraten; verantwoordelijkheid dragen; verantwoorden |
Synoniemen voor "wettigen":
Verwante definities voor "wettigen":
Computer vertaling door derden: