Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. weghappen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor weghappen (Nederlands) in het Duits

weghappen:

weghappen werkwoord (hap weg, hapt weg, hapte weg, hapten weg, weggehapt)

  1. weghappen
    wegschnappen
    • wegschnappen werkwoord (schnappe weg, schnappst weg, schnappt weg, schnappte weg, schnapptet weg, weggeschnappt)

Conjugations for weghappen:

o.t.t.
  1. hap weg
  2. hapt weg
  3. hapt weg
  4. happen weg
  5. happen weg
  6. happen weg
o.v.t.
  1. hapte weg
  2. hapte weg
  3. hapte weg
  4. hapten weg
  5. hapten weg
  6. hapten weg
v.t.t.
  1. heb weggehapt
  2. hebt weggehapt
  3. heeft weggehapt
  4. hebben weggehapt
  5. hebben weggehapt
  6. hebben weggehapt
v.v.t.
  1. had weggehapt
  2. had weggehapt
  3. had weggehapt
  4. hadden weggehapt
  5. hadden weggehapt
  6. hadden weggehapt
o.t.t.t.
  1. zal weghappen
  2. zult weghappen
  3. zal weghappen
  4. zullen weghappen
  5. zullen weghappen
  6. zullen weghappen
o.v.t.t.
  1. zou weghappen
  2. zou weghappen
  3. zou weghappen
  4. zouden weghappen
  5. zouden weghappen
  6. zouden weghappen
diversen
  1. hap weg!
  2. hapt weg!
  3. weggehapt
  4. weghappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor weghappen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
wegschnappen weghappen achterhouden; achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken