Nederlands
Uitgebreide vertaling voor vurigheid (Nederlands) in het Duits
vurigheid:
-
de vurigheid (temperament)
-
de vurigheid (passie; hartstocht; overgave; hartstochtelijkheid; vuur; gloed)
Vertaal Matrix voor vurigheid:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Feurigkeit | temperament; vurigheid | aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust |
Lebhaftigkeit | temperament; vurigheid | beroering; beweeglijkheid; blijheid; blijmoedigheid; drukte; geraas; heibel; heksenketel; jolijt; jool; keet; lawaai; leven; levendigheid; lol; opgewektheid; opschudding; pandemonium; plezier; pretmakerij; rumoer; tumult; vrolijkheid |
Leidenschaft | gloed; hartstocht; hartstochtelijkheid; overgave; passie; vurigheid; vuur | aandrift; bezetenheid; drift; genoegen; genot; hartstocht; instinct; jool; leut; lust; obsessie; passie; plezier; pret; seksuele begeerte; vuur; wellust |
Passion | gloed; hartstocht; hartstochtelijkheid; overgave; passie; vurigheid; vuur | drift; genoegen; genot; hartstocht; jool; leut; lust; passie; plezier; pret; vuur; wellust |
Temprament | temperament; vurigheid |
Verwante woorden van "vurigheid":
vurigheid vorm van vurig:
-
vurig (fervent)
-
vurig (hartstochtelijk; gepassioneerd; temperamentvol; heetbloedig; stormachtig; warmbloedig)
hitzig; passioniert; ungestüm; leidenschaftlich; hemmungslos; temperamentvoll; hitzköpfig; hingebungsvoll; feurig; inbrünstig; eifrig; heißblütig-
hitzig bijvoeglijk naamwoord
-
passioniert bijvoeglijk naamwoord
-
ungestüm bijvoeglijk naamwoord
-
leidenschaftlich bijvoeglijk naamwoord
-
hemmungslos bijvoeglijk naamwoord
-
temperamentvoll bijvoeglijk naamwoord
-
hitzköpfig bijvoeglijk naamwoord
-
hingebungsvoll bijvoeglijk naamwoord
-
feurig bijvoeglijk naamwoord
-
inbrünstig bijvoeglijk naamwoord
-
eifrig bijvoeglijk naamwoord
-
heißblütig bijvoeglijk naamwoord
-
-
vurig (brandend; warm; gloeiend; fel; hevig; fonkelend)
-
vurig (verhit)
feurig; glühend; inbrünstig; leidenschaftlich; sehnlich-
feurig bijvoeglijk naamwoord
-
glühend bijvoeglijk naamwoord
-
inbrünstig bijvoeglijk naamwoord
-
leidenschaftlich bijvoeglijk naamwoord
-
sehnlich bijvoeglijk naamwoord
-
-
vurig (verhit)
leidenschaftlich; erregt; hitzig; feurig; brünstig; hitzköpfig; heißblütig-
leidenschaftlich bijvoeglijk naamwoord
-
erregt bijvoeglijk naamwoord
-
hitzig bijvoeglijk naamwoord
-
feurig bijvoeglijk naamwoord
-
brünstig bijvoeglijk naamwoord
-
hitzköpfig bijvoeglijk naamwoord
-
heißblütig bijvoeglijk naamwoord
-
-
vurig (gepassioneerd; hartstochtelijk; heftig; met hevige passie)
begeistert; aufgeregt; leidenschaftlich; hitzig; erregt; aufgebracht; enthusiastisch; feurig-
begeistert bijvoeglijk naamwoord
-
aufgeregt bijvoeglijk naamwoord
-
leidenschaftlich bijvoeglijk naamwoord
-
hitzig bijvoeglijk naamwoord
-
erregt bijvoeglijk naamwoord
-
aufgebracht bijvoeglijk naamwoord
-
enthusiastisch bijvoeglijk naamwoord
-
feurig bijvoeglijk naamwoord
-