Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. voorvoegen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor voorvoegen (Nederlands) in het Duits

voorvoegen:

voorvoegen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. voorvoegen (voorplakken; voorzetten; aanhechten)
    Anheften; Ankleben

Vertaal Matrix voor voorvoegen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Anheften aanhechten; voorplakken; voorvoegen; voorzetten aanhechten; aanhechting; aanplakken; vasthechten; vastplakken
Ankleben aanhechten; voorplakken; voorvoegen; voorzetten aanlijmen; aanplakken; kleven; lijmen; plakken; vastkleven; vastlijmen; vastplakken

Wiktionary: voorvoegen


Cross Translation:
FromToVia
voorvoegen präfigieren; mit einem Präfix versehen prefix — put or fix before, or at the beginning of